deel 2

14 0 0
                                    

Ik schrik wakker van de stem van een wachter. Als ik omhoog kom zie ik dat hij voor mijn cel staat te wachten. Ik sta op en loop naar hem toe. "Ah, je bent wakker. Kom maar mee dan breng ik je naar het hoofd." Zegt de wachter zodra hij me ziet. Ik knik en loop met hem mee naar het hoofd. Ik zie dat er in de lege cellen nu ook mannen zitten, misschien hebben ze teveel gedronken en zijn ze daardoor opgepakt. Als ik bij het hoofd aankom zie ik dat er vier wachters bij hem staan. "Boy, je bent wakker. We gaan straks eerst je boog ophalen en daarna gaan we naar het kamp." "Oké prima." We lopen naar buiten en daar staat en kar met twee paarden. Ik ga achterin de kar zitten en de vier wachters komen bij me zitten. Bij het bos wijs ik de weg naar mijn schuilplaats."Hier is het." zeg ik na een tijdje. "Hier? Maar ik zie helemaal niks." zegt één van de wachters. "Je moet je spullen verbergen op straat, anders worden ze gejat." Ik loop naar een boom toe en voel in de holte onder de wortels. Ik voel mijn boog en mijn pijlen, ik trek ze omhoog en zoek alleen nog mijn pijlenkoker. Na even zoeken vind ik hem helemaal onderin het gat. Ik sta weer op en loop naar de kar. Bij de kar worden mijn spullen afgepakt door de wachters. "Hey!" zeg ik boos, "Geef terug." "We moeten ze in beslag nemen totdat we in het kamp zijn. Anders kan je ons misschien neerschieten en er vandoor gaan." zegt het hoofd. Ik ga geïrriteerd weer achterin de kar zitten. "We moeten nog een paar jongens ophalen en dan gaan we naar het kamp." Zegt hij, ik zeg niks. De kar rijd weer verder. 

We stoppen bij de wachtpost net buiten de stad. Één van de wachters stapt uit en gaat de wachtpost in, even later komt hij weer naar buiten met een jongen van ongeveer mijn leeftijd. De jongen is vastgebonden, hij wordt in de kar geduwd en gaat naast me zitten. Hij kijkt erg boos, maar hij ziet er niet gevaarlijk uit. Hij heeft kort, bruin haar en blauwe ogen. Hij is niet heel lang of breed, hij ziet eruit als een normale stadse jongen. "Boy, dit is Storm. Hij zit al een tijdje in de cel hier en het is beter als we hem naar het kamp sturen." "Wat heeft hij gedaan dan?" vraag ik. "Vertel het hem zelf maar, Storm." Zegt het hoofd. "Ik heb eten gejat." zegt hij. "Ja en wat nog meer? Kom op. Vertel alles maar." Zegt het hoofd een beetje plagerig. "En ik had een zwaard bij me op straat." zegt hij uiteindelijk. "En jij dan?" vraagt hij meteen. "Ik heb gewoon goud gejat." "Oh ja, we moeten het nog in beslag nemen." zegt het hoofd ineens. De kar wordt stil gezet en een van de wachters staat op om me te fouilleren. Hij pakt het gestolen goud, wat ik in mijn rechter broekzak had, af en gaat verder met fouilleren. Hij stopt bij de rand van mijn broek, ik bedenk me ineens dat ik daar nog een dolk heb zitten. Hij trekt mijn shirt omhoog en haal de dolk tevoorschijn. Het hoofd kijkt me verbaasd aan. "Heb je die al de hele tijd bij je?" ik zwijg. "Boy, hoe kom je aan die dolk?" ik zwijg nog steeds. "Vertel me hoe je aan die dolk komt en wat je ermee van plan bent." Zegt hij nu boos. Ik zwijg nog steeds. "Ik word echt gek van jou, Boy. Bind hem maar vast." Ik word vastgepakt door de wachter en probeer me los te wurmen. Een tweede wachter komt erbij staan en hij pakt me ook vast, een derde bindt me vast met een touw. Ik wordt op de grond geduwd en blijf rustig zitten. De wachters gaan ook weer zitten en de kar komt weer in beweging. Misschien was het slimmer geweest als ik had verteld over de dolk voordat ze me gingen fouilleren. 

De kar rijdt door naar een klein dorpje verderop. Hier stoppen we voor een weeshuis. "Dit is de laatste stop voordat we naar het kamp gaan." Zegt het hoofd. Hier stapt het hoofd zelf uit en gaat samen met twee wachters het weeshuis in. Ze blijven een tijdje binnen en komen vervolgens  weer naar buiten met een jongen. Hij lijkt erg op Storm, maar hij is niet vastgebonden. Hij klimt de kar in en gaat tussen mij en Storm in zitten. Hij kijkt ons een beetje bang aan. "Waarom zijn jullie vastgebonden?" vraagt hij voorzichtig. "Ik was anders te gevaarlijk of zoiets." zegt Storm rustig. "En jij?" vraagt de jongen als hij naar mij kijkt. Ik zwijg en kijk boos voor me uit. "Hij had een dolk bij zich en hij wilde niet zeggen hoe hij eraan kwam." zegt Storm. Ik kijk woest zijn kant op, maar zeg nog steeds niks. "Ik ben Xavier." Zegt de jongen. "Ik ben Storm." "En wie ben jij?" "Boy." zeg ik kortaf. 


BoyWhere stories live. Discover now