Hoofdstuk 1

889 85 13
                                    

Mijn handen trillen en mijn hoofd doet pijn van het denken. De pen glijdt over het papier, terwijl ik probeer er nog iets leesbaars van te maken. 

Wat is je lievelingskleur? staat er achter het roodkleurige cijfertje bovenaan de volgende bladzijde. 

Dit is nou zo’n vraag die ik niet snap. Nee, ik bedoel, ik snap hem wel, maar ik snap niet waar deze vraag goed voor is. 

Snel vul ik roze in. Dan kras ik het door met de donkerblauwe inkt en schrijf ik er baby-roze neer. Dan kras ik het weer door en maak ik er lichtroze van.

Oh, wat ben ik aan het doen? Ik twijfel serieus over alles wat ik opschrijf, zelfs over de dingen die er werkelijk totaal niet toe doen. 

Volgende vraag, misschien is die makkelijker.

Wat is je beste karaktereigenschap? 

Karaktereigenschap? Ik kan nog geen tien karaktereigenschappen opnoemen, maar dat kan ook komen door mijn lage intelligentie. Wacht, misschien is dat wel mijn belangrijkste karaktereigenschap, mijn domheid. Domheid is zeker geen karaktereigenschap? Stop, er staat „beste eigenschap” en domheid is nooit positief, ten minste, ik vind het zelf niet echt positief. 

Opnieuw. Rustig ademhalen en goed nadenken. Er is vast wel iets positiefs over mezelf te zeggen. Ik moet gewoon even vanuit de ogen van een ander kijken. Kijk nou naar me. Ik ben aardig en spontaan. Spontaan, dat is een goede!

Met sierlijke letters schrijf ik het woord spontaan op de stippel-lijntjes. De „O” is niet rond genoeg en ik probeer hem nog iets te verbeteren.

Ik kijk naar de klok en zie de seconden weg tikken. Het is maar goed dat deze test niet op tijd gaat, want ik zit hier nog wel even. 

Ik draai de bladzijde om en dan nog één en dan nog één. Zo te zien komt er geen einde aan deze test en ik begin ongeduldig te zuchten, volledig uitgeput door frustratie. 

Wat is je levensmotto?

Mijn god, deze test mag nu officieel verbrand worden en vervolgens in de lucht verspreid worden met kleine snippers die niemand meer ooit te lezen zal krijgen. 

Ik heb geen levensmotto en zover ik weet, heeft niemand van mijn leeftijd een levensmotto. Ik ben pas zeventien, kom op zeg, wat verwachten ze van me? Natuurlijk denk ik vaak genoeg na over mijn leven en mijn toekomst, maar sommige dingen zijn gewoon nooit in me opgekomen. Het enige waar ik nu aan kan denken, is wat mijn moeder vroeger altijd tegen me zei. „Ben je boos, pluk een roos. Zet hem op je hoed, dan is het morgen weer goed.” Meteen verschijnt er weer een glimlach op mijn gezicht. Wat hou ik toch van die vrouw, ze heeft altijd zo goed voor me gezorgd. 

Nu terug naar de vraag, waar ik nog altijd geen antwoord op heb. Wat nou als ik gewoon dat motto van mijn moeder in vul? Maar klinkt dat niet flauw of kinderachtig? Ik wil niet dat ze denken dat ik kinderachtig ben, want dat ben ik niet! Echt niet! Ze kunnen het grappig opvatten, zoals ik zelf ook altijd deed. 

 Weet je wat, ik vul het gewoon in. Hoe eerder ik hier vanaf ben, hoe beter.

De imperfecte relatieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu