Hoofdstuk 1

14 0 0
                                    

'Je moet snel weer aan het werk en doe voorzichtig.' Hij opent een geheime deur die niemand kent dan alleen hij en zijn dienstmeisjes. Hij geeft me en kus en sluit de deur achter me. Het is erg donker in de gang, gelukkig had ik een kaars in mijn hand. Ik loop zo voorzichtig mogelijk door de gang. Het einde zie ik al. Ik open eerst voorzichtig de deur en kijk om het hoekje. Er liep niemand, maar dat kwam omdat het al midden in de nacht is. Ik stap naar buiten toe en loop snel naar mijn kamer toe. Bij mijn kamer aangekomen kan ik eindelijk normaal adem halen. Wat een nacht! Hij is zo goed en lekker er in! Schiet de gedachte door me heen. Ik kleed me om en ga in mijn bed liggen.

De dagen worden weken. 'Ik ben allang over tijd.' Ik ga voor de spiegel staan en kijk naar mijn buik. Op het eerste gezicht is er niks te zien maar toen ik mijn jurk uit deed en nog een keer goed keek zag ik dat ik al een aardig buikje kreeg. Ik schrok me dood, de enige vader die ik kan bedenken is, nee dat kan echt niet, dan moet het de prins zijn! Ik moet hier nu gelijk weg, als ze er achter komen dan ben ik mijn hoofd kwijt. Ik raakte in paniek er van. Eerst moest ik ergens rustig gaan zitten maar daar nam ik geen tijd voor. In paniek ging ik heel snel me spullen pakken. Ik bedacht snel een weg van hoe ik weg ging. Ergens griste ik een kaart vandaan en daar tekende ik de roeten die het makkelijkste leek. Me werkdag heb ik die dag gemist en ben ik de hele dag bezig geweest met het plannen. Ik heb de tijd niet genomen om hem gedacht te zeggen, wat had ik dan moeten zeggen tegen hem. Wel hen ik een pen papier gepakt en heb ik een korte brief geschreven naar hem. Ik ben de hele dag in paniek geweest en heel erg boos op mezelf geweest. 'Waarom ben ik zo dom en naïef geweest, ik had veel beter moet nadenken!' Ook was ik nog even snel langs de bakker geweest en heb ik wat brood voor onderweg gekocht. Ik had alles op orde en bij elkaar gezocht. Ik had bedacht om in de nacht weg te gaan dan zijn er namelijk niet zo veel ogen op de straat. Nu moest ik wachten totdat het tijd was.

~

Ik had geen oog dicht gedaan. Toen ik vond dat het tijd was ging ik midden in de nacht weg. Achter me sloot ik de deur van me kamer en sloop ik door de gangen van het kasteel. Niemand had me door. Ik weet dat er bij de poort altijd wachters staan, ik besluit dus om door de geheimen gangen een weg naar buiten te vinden. Ik loop door de gangen met al mijn spullen en een beetje te eten. Het is super stil in het kasteel. Opeens zie ik aan het einde van de gang een licht, ik bedek mijn eigen licht met me handen en blijf verstijft staan wachten tot het weg is. De angst en een trilling schiet door mijn hele lichaam. Ik zie niks meer en kom langzaam weer in beweging. Voordat ik bijna uit het kasteel was, was ik eerst nog langs de kamer van de prins gegaan en heb ik me brief daar neergelecht. Ik had met me mooiste handschrift er in geschreven:

Geachte prins,

Ik ben weg gegaan vannacht. De reden dat ik weg ben kan je zelf bedenken het werd te gevaarlijk voor mij. Wij zullen elkaar nooit meer zien. Ik wens je nog een gelukkig leven toe en nog een Familie met een vrouw. Ik laat je niet helemaal achter, ik neem een deel van je mee. Ik zal je missen en nooit vergeten.
Ga verder met je leven, ik zal je missen.
Dag!

Caroline

(Als je het heb gelezen moet je het verbranden, anders breng je jezelf alleen maar in gevaar)

Ik had op de voorkant gezet dat het voor de prins was. Ik hoop dus maar dat niemand anders het te lezen zal krijgen. Aan het einde van de gang zag ik de deur. Snel liep ik door en stond ik voor de deur. Ik wist dat de deur wat krakten dus ik deed het voorzichtig open. Het krakte nu nog harden voor mijn idee. Ik stopte dus even en keek om me heen. Er was niks dus ging ik voorzichtig door. Ik maakte me zo klein mogelijk en glee door de deur. Ik sloop de deur achter me. Het bos lag voor me, mijn weg begon.

Het was inmiddels alweer licht aan het worden. Ik denk dat het zo'n beetje half 6 moest zijn. Ik had de hele avond gelopen. Ik mocht van mezelf niet rusten voordat ik het land uit was. Gelukkig zag ik dat verderop het water al was, ik wist nu dat ik er bijna was. Het was alleen nog een stukje lopen. Het leek wel een dag te duren voordat ik eindelijk bij het water was. Er was een boot die me naar de overkant van het water wou brengen. Voor wat geld mocht ik meevaren. Eindelijk even rusten. Ik zat op de boot en zocht een plekje waar ik niemand in de weg zat en ik even mijn rust kon pakken. De mannen aan boort zeiden dat de reis 5 uur zal duren, ook wel mooi dat ik nu dan even 5 uur kon slapen. Ik ging alleen wel erg onrustig slapen want je weet maar nooit wat die mannen met je willen doen.

Arisma, OpgeslotenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu