de vluchteling

11 4 5
                                    

Ik hoorde het zand onder mijn voeten knisperen terwijl ik rende over de verlaten bospaadjes, kon ik het nog redden? Ik begon steken in mijn zij te krijgen en er kwam een waas voor mijn ogen. Plotseling doemde er een muur van doornstruiken voor me op. Ik sloeg af: links, rechts, weer links en weer rechts. Ik zag de hoge poorten al in de verte: nog dertig meter, twintig, tien…                       Te laat.

Een dag eerder…

Terwijl ik op de stoeptegels liep, probeerde ik de lijnen ertussen te vermijden; een oude gewoonte. Ik kon het nieuws dat door de stad werd verspreid nog niet bevatten: koningin Elysyeth was dood. Hoe ze was doodgegaan was nog niet bekend, maar er gingen genoeg verhalen rond.

Verscholen in mijn jas zocht ik een plaatsje om te rusten, ik bleef staan bij een bankje. Even gleed mijn hand over het heft van het zakmes dat ik altijd bij me had. Nu koningin Elysyeth er niet meer was, zou haar dochter Isellana haar taak overnemen en iedereen wist dat dat alleen maar fout kon gaan.

Niemand wist precies wat er nou mis was met Isellana, maar overal waar zij kwam, hing een dreigende sfeer. Er gingen veel geruchten over haar rond, het ene verhaal nog sterker dan het andere.

Ik keek in het rond: overal liepen mensen door elkaar, gehaast. Mijn blik bleef rusten op de krant die naast de vuilnisbak lag: GROOT VERLIES luidde de kop. Er stond een grote rouwadvertentie in en onderaan een interview met Isellana. Morgenochtend zou Isellana tot koningin worden gekroond en vanaf dat moment zou het land nooit meer hetzelfde zijn.

De hele dag dwaalde ik door de stad, op zoek naar een route om het land te verlaten. Hier in Oscana stond het grootste handelsschip van het land: elke dag vertrok het schip en kwam dan aan het einde van de dag terug met een lading specerijen en goud.

De volgende ochtend stonden er op het plein al veel mensen te wachten. Op het moment dat Isellana aankwam, werd iedereen doodstil. Ergens in de menigte begon iemand te klappen, de rest deed een beetje aarzelend mee.

Voorzichtig maakte ik me los uit de menigte en sloop in de richting van een blonde vrouw. Mijn hand gleed in haar tas, op zoek naar geld. Als ik genoeg bij elkaar kon sparen, kon ik een reis betalen om dit land te verlaten.

Plotseling schrok ik op uit mijn gedachten, mijn hand zat nog steeds in de tas en ondertussen had de vrouw het door. Ze begon te gillen waardoor alle ogen op mij werden gericht, inclusief die van Isellana.

Nu was het moment dat ik moest gaan rennen, maar ik bleef als versteend staan. Verschillende mensen wezen naar me, plotseling werd ik weer meester over mijn eigen lichaam en ik begon te rennen.

Ik hoorde het zand onder mijn voeten knisperen terwijl ik rende over de verlaten bospaadjes, kon ik het nog redden? Ik begon steken in mijn zij te krijgen en er kwam een waas voor mijn ogen. Plotseling doemde er een muur van doornstruiken voor me op. Ik sloeg af: links, rechts, weer links en weer rechts. Ik zag de hoge poorten al in de verte: nog dertig meter, twintig, tien…                       Te laat.

Twee sterke handen grepen me vast, van plan om niet meer los te laten. Het was één van de bewakers van Isellana.

Bliksemsnel greep ik het mes uit mijn zak en stak het in de richting van de man. Het mes trof zijn doel, warm bloed stroomde uit de diepe wond.

De man schreeuwde het uit en liet me los. Zonder om te kijken rende ik alsof mijn leven er vanaf hing.

Even leek het hopeloos: er was geen manier om dit land uit te vluchten.

Maar op dat moment kwam er een wonder, iets dat mijn leven kon redden: het handelsschip vertrok.

Ik versnelde mijn pas naar de haven en sprong op het laatste moment richting de boot. Het leek wel in slow motion te gaan; ik vloog door de lucht en even voelde het alsof ik vleugels had, maar toen klapte ik tegen de boot gaan. Nog net kon ik me vastklampen aan een uitstekende punt, een pijnscheut schoot door mijn hoofd, maar ik moest door. Nog heel even.

Met het laatste restje kracht dat ik in me had, probeerde ik mijn been over de reling te slingeren, maar mislukte. Mijn greep verslapte, plotseling viel ik naar beneden in het ijskoude water. Mijn spieren verkrampten waardoor zwemmen onmogelijk werd. Het laatste wat ik zag, waren de mensen die toe stonden te kijken aan de kant. Toen verdween mijn hoofd onder water.

Woest begon ik te trappelen, wetende dat ik niet veel tijd had. Op dat moment werd ik opgetild, dankbaar nam ik een teug lucht toen ik op de boot werd gehesen.

Maar veel tijd om bij te komen had ik niet: ik zag de bemanning naar me wijzen en fluisteren.

Ik wilde net opstaan om weg te rennen, toen er plotseling gekrijs uit de stuurhut klonk. Rook kringelde onder de deur vandaan: brand!

Er heerste grote paniek en niemand was nog met mij bezig. Emmers water werden doorgegeven om het vuur te blussen, maar niets hielp.

Mijn oog viel op een klein meisje die bij de reling stond. Ze bewoog niet, alsof ze niet besefte wat er allemaal gebeurde.

Op dat moment vatte de mast vlam, die naar een paar seconden met een noodvaart naar beneden kwam zetten.

Tot mijn grote schrik viel de mast precies in de richting van het meisje. Ik nam een snoekduik en trok het meisje mee. Ze keek me verschrikt aan, maar herpakte zich snel.

Samen baanden we ons een weg door het brandende hout, tot we niet meer verder konden lopen.

We keken elkaar aan met hetzelfde plan: met een diepe teug zuurstof sprongen we in het water. Vlak voordat ik in het water viel, stootte ik mijn hoofd. Iets warms stroomde langs mijn slaap voordat mijn ogen dichtvielen.

Spel van Vleugels en AsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu