de ontmoeting

4 1 1
                                    

Ik werd wakker op een zachte ondergrond, mijn hoofd bonkte pijnlijk. Plotseling verscheen het hoofd van het meisje voor me, nu pas kon ik haar goed bekijken.

Ze was een jaar of zes, schatte ik. Met haar blauwe jurkje en haar witte lakschoentjes was het wel duidelijk dat ze niet bij de bemanning van het schip hoorde.

‘Gaat het een beetje?’ Vroeg ze. Haar blauwe ogen keken me nieuwsgierig aan. Ik opende mijn mond om antwoord te geven, maar mijn keel was zo droog dat dat niet lukte.

‘Ik ben Nanya,’ ging het meisje door. ‘Nanya Evenwood.’ Nanya legde een deken over me heen en liep toen weg. Haar blonde krullen dansten mee bij elke stap die ze zette.

Even later kwam ze terug met een kokosnoot. ‘Hier, drink dit op. Dan voel je je een stuk beter.’

Gulzig nam ik een paar slokken, het smaakte zoet.

‘Ik ben Alea,’ zei ik terwijl ik de kokosnoot naast me neerlegde, ‘Alea Maerdrym.’

Plotseling hoorde ik geritsel uit de struiken, verschrikt keek ik naar Nanya. Wat kon het zijn? Automatisch greep ik naar het zakmes, het bood me een klein beetje geruststelling. Op dat moment sprong een klein konijn uit het struikgewas, ik barstte in lachen uit: waren we daar nou zo van geschrokken?

De rest van de dag moest ik van Nanya uitrusten, dus bleef ik bij het kamp terwijl zij op zoek ging naar eten. Stiekem moest ik een beetje lachen, het was geen gezicht: ik werd als zeventienjarige verzorgt door een meisje die minstens elf jaar jonger was! Maar ik was dankbaar voor alle hulp die ik kreeg op dit moment. 

De volgende dag voelde ik me al een stuk beter en ging ik met Nanya op zoek naar materiaal om een boot te bouwen, dit bleek lastiger dan ik dacht.

Intussen waren er stukken hout aangespoelt van het handelsschip, maar van de bemanning ontbrak ieder spoor.

Aan het einde van de middag besloten we op te splitsen: Nanya zou het bos ingaan en ik zou op het strand blijven. Ik stond nog maar een paar minuten bij zee toen ik Nanya hoorde gillen. Zo snel als ik kon, rende ik op haar gegil af.

Ik kwam aan bij een bloemenveld. Nanya stond tussen de bloemen in en staarde naar iets in het gras. Langzaam kwam ik dichterbij en onderdrukte met moeite een kreet van afschuw. Het was een slagveld! Lichamen waren verscheurd en schedels ingeslagen. Ik keek met afgrijzen toe.

Plotseling zag ik iets vanuit mijn ooghoeken bewegen. Tussen de bloemen lag een jongen, hij had een gapende wond in zijn buik, maar hij leefde!

Nanya en ik hielpen hem overeind, hij keek me doordringend aan: ‘Red ze…’ Fluisterde hij voordat zijn ogen dichtvielen. Even dacht ik dat hij echt dood was, maar hij was bewusteloos. Op dat moment bewoog nog iemand, het was een meisje en ze was een jaar of zestien. Net als de blonde jongen.

Fanatiek gingen we op zoek naar andere overlevenden, we vonden nog een meisje die in shock was en geen woord kon uitbrengen. Maar de rest was niet meer te redden, er lagen nog zeker twintig lijken.

Nanya en ik brachten de drie naar ons kamp en gaven ze te eten. Twee van hen zagen er algauw beter uit. Het meisje dat we als eerst hadden gevonden had lang, bruin haar en heette Mirabel Silver. Ze was nogal verlegen en soms leek het alsof ze er even niet bij was. Het andere meisje had kort, zwart haar en zag er agressief uit. Ze was precies het tegenovergestelde van Mirabel en heette Elena Blackwell. Ik vermeed haar het liefst. De blonde jongen bleek Nylian te heten, hij lag nog te slapen in onze tent toen Mirabel vertelde over hun reis.

‘Twee weken geleden kregen we vanuit Oscana te horen dat er een weg zou worden geopend tussen Dedrim en Oscana. Daarom besloten we het land te verlaten.’

‘Maar dat is onmogelijk!’ Riep ik uit. ‘Iedereen weet dat er in Dedrim trollen wonen.’ Mirabel knikte en ging verder: ‘we kwamen na een reis van drie dagen terecht op dit eiland.’

’Wie waren de andere mensen?’ Vroeg Nanya. Mirabel schudde bedroefd haar hoofd: ’geen mensen, maar elfen.’

Vol ongeloof keek ik Mirabel aan, dat kon toch niet waar zijn? Iedereen wist dat mensen en elfen niet met elkaar om konden gaan.

’We waren één van de laatsten groepen, nu zijn alleen Elena en ik nog over.’

’Wat is Nylian dan?’ Vroeg ik nieuwsgierig. ’Nylian is een centaur, Maar hij leeft al tien jaar bij ons.’

Op dat moment werd Nylian wakker. Tot mijn verbazing liep Nanya op hem af, ze had dezelfde blik in haar ogen als op het schip. Ze leek in een soort trance.

Toen ze haar hand op zijn wond legde, ging er even een rilling door haar heen. De wond was verdwenen.

’De Genezeres!’ Riep Elena uit. Nanya keek op, haar ogen hadden een gele gloed gekregen. Ik deinsde achteruit, nog nooit had ik magie gezien. Een gevoel spoelde als water over me heen en even kreeg ik geen lucht.

Opeens struikelde ik over een uitstekend stuk hout in het zand. Het bleek een houten doos te zijn. Mirabel stond op en probeert de doos uit het zand te halen.

Met z’n allen bekeken we de doos. Het leek op een oud spel en er stond in sierlijke letters: ’Spel van Vleugels en As.’

Voorzichtig openden we de doos, iedereen was vergeten wat Nanya zojuist had gedaan.

Er zat geen gebruiksaanwijzing bij, maar het spel was niet moeilijk om te begrijpen.

Er was één Spelleider die de kaarten uitdeelde, de rest waren pionnen in de vorm van verschillende wezens. Zij moesten met de dobbelsteen gooien en kregen vervolgens een kaart. De opdracht op die kaart moest je uitvoeren. Als je je opdracht niet uitvoerde, werd je gevangen genomen door wezens genaamd Schaduw Roepers. Maar wat dat inhield, snapte ik niet precies.

We besloten het spel te spelen: Nanya zou de Spelleider zijn. We pakten allemaal een pion: Nylian had de centaur, Mirabel de elf, Elena kreeg de dwerg en ik de draak.

Op dat moment ging er een brandende pijn door mijn arm. Ik onderdrukte een gil en zag dat de rest dezelfde pijn voelde. Toen keek ik naar mijn arm en zag wat de pijn veroorzaakte: in mijn arm stond een draak gebrand.

Spel van Vleugels en AsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu