We waren al zestien dagen, vijftien uur, 38 minuten en 30 seconden in dezelfde ruimte geweest.
Ik wist van alles over hem. Ik wist wanneer hij de ruimte binnen kwam. Elke maandag, dinsdag en donderdag om drie uur ’s middags, woensdag en vrijdag om één uur. Ik wist welke studie hij deed. Communicatiewetenschappen. Ik wist waar hij het liefst ging zitten als het rustig was in de ruimte. Rechts bij het raam. Ik wist met welke hand hij schreef. Links, net zoals ik. Ik wist zelfs wat hij het liefst op zijn brood had als hij zijn lunch meebracht. Komkommer met kaas. Op vrijdags met tomaat er bij.
Als ik niet beter had geweten, kon ik net zo goed een Russische spion zijn. Wiens levenstaak dan wel bestond uit het bespioneren van een student die zo onschuldig leek dat een 80-jarig omaatje net zo goed gevaarlijker kon zijn voor de samenleving dan hij.
Je zou denken dat ik ongelofelijk hopeloos verliefd was als je me zo zag zitten, starend naar de jongen wiens leven ik helemaal uit mijn hoofd kende. Niets was minder waar. In feite haatte ik de liefde. Werkelijk. Ik háátte het. Ik wilde niets weten van de relaties van mijn vriendinnen, of ze nou al verder waren gegaan dan het tweede honk of niet. Ik bleef het liefst zo ver mogelijk uit de buurt van lebberende stelletjes wiens speeksel nog meer bacteriën bevatte dan dat plat getrapte kauwgumpje op de grond. Ik verachtte de liefde. Ik wilde nooit verliefd worden.
Mijn vriendinnen riepen dat het kwam omdat ik nog nooit iets van liefde had gekend. Basisschoolliefdes niet meegeteld. Alsof ik op zesjarige leeftijd al wist wat de zin ‘ik hou van jou’ inhield. Dat zei je gewoon. Mijn vriendinnen waren er ook van overtuigd dat ik iemand nodig had om mijn haat voor liefde weg te jagen. Ze wilden me koppelen, ze introduceerden ineens jongens die de vriend waren van de neef van huppeldepup. Elke keer zat ik er met een gezicht als onweer bij, net zolang tot de jongens in kwestie mij met rust lieten en ik verder kon gaan met het leven van mijn eenzame bestaan en de haat-aan-liefde club, waar ik overigens voorzitter van was. Nee, die bestond niet echt.
Maar hoe kwam het dan dat ik zoveel wist over die ene jongen die nu op zijn pen zat te kauwen en de bladzijde omsloeg van het dikke studieboek dat hij aan het lezen was? Hoe kwam het dat ik zelfs naar de bibliotheek ging als ik niet eens hoefde te studeren, alleen maar om naar hem te kunnen kijken? Werkelijk geen idee.
We waren al zestien dagen, vijftien uur, 38 minuten en 30 seconden in dezelfde ruimte geweest. En vandaag zou er iets gebeuren waardoor ik zeker wist dat mijn leven zou veranderen.
JE LEEST
Gangpad C (kort verhaal)
Teen FictionRoslyn is verliefd. Op de jongen die ze al weken stalkt in de bibliotheek. Wéken. En wat als er ineens wat gebeurt dat alles zo over hoop gooit dat haar leven voor eens en altijd zal veranderen? Ooit had ik beloofd om wat van mijn korte verhalen hie...