Hoofdstuk 3.2: De bezoeker

567 70 3
                                    

Het was moeilijk om niet aan Jeremy te denken. Zeker als ik de hele tijd een beeld van het ontblootte bovenlijf van hem in mijn hoofd had. Ik had hem nog nooit ontbloot gezien, hoe kon ik zo’n beeld in mijn hoofd hebben? Ik mocht van mezelf niet langer boos zijn op Mona, maar het was moeilijk om me niet rot te voelen om wat er vandaag gebeurd was. Ik had zo erg gehoopt dat deze dag anders geëindigd zou zijn. Vrolijk, weet je wel. Met een glimlach op mijn gezicht. In plaats daarvan hingen mijn mondhoeken zo erg omlaag dat ze bijna de onderkant van mijn gezicht raakten. Ik overdrijf niet.

Misschien moest ik maar gewoon gaan slapen. Ik was écht moe, door alle inspanning van vandaag leek mijn energie volledig op. Als ik zou slapen, hoefde ik ook niet meer aan hem te denken. Mits ik geen droom over hem zou krijgen. En die kans was helaas wel aanwezig. Dan hoefde ik morgen pas weer aan mijn ellende te denken.

Dus sloot ik mijn ogen maar. Hoe sneller ik in slaap zou vallen, des te beter.

Ik had welgeteld een minuut rust tot ik abrupt onderbroken werd door het gegil van mijn vriendinnen, die met zijn allen mijn kamer in gestormd kwamen.

“Wie heeft er nu weer iets laten aanbranden?” vroeg ik geërgerd en opende mijn ogen weer om de gezichten aan te kunnen kijken.

“ROSLYN! ROS,” schreeuwde ze paniekerig. Alsof ik aangemoedigd werd. Waarvoor?

Ze riepen allemaal door elkaar heen, waardoor er geen touw aan vast te knopen was. Na een halve minuut geen woord te hebben verstaan, besloot ik in te grijpen.

“Hou op!” riep ik terug en ze hielden allemaal tegelijk hun mond. “Wat is er nou? Naomi.” Ik keek haar aan.

Ze hapte naar adem en wees naar het raam. “Je moet naar buiten kijken.”

Ik zuchtte overdreven. “Hebben jullie staan barbecueën?”

“NEE!” klonk in koor.

Ik trok mijn wenkbrauw op. Wat was hier aan de hand? Rende er weer iemand naakt over straat? Ja, dat was daadwerkelijk gebeurd.

Ik wurmde me in een hoek die technisch gezien niet mogelijk was, maar kon zo wel naar buiten kijken. Het was donker, maar door het vage licht van de straatlantaarn verderop kon ik een vorm onderscheiden van de achtergrond. Een jongen.

“Is dat…” vroeg ik en hapte geschrokken naar adem.

“Het is hem,” fluisterde Mona opgewonden. “Ros, hij staat voor de deur. Je moet nú naar beneden.”

Ik schudde paniekerig mijn hoofd. “Ik kan niet naar beneden.” Ik durfde het niet aan. Stond hij echt voor de deur?

“Je moet nu!” riep Mona. “Roslyn, doe het voor mij. Alsjeblieft.” Haar puppyogen kwamen weer tevoorschijn.

Ik slikte en wierp opnieuw een blik naar buiten. Het was hem echt. Hij stond echt op onze stoep. Dat kon niet waar zijn. Waarom? Waarom was hij hier?

“We tillen je wel,” opperde Anna glimlachend. “Dat is het minste wat we kunnen doen.”

En zo stond ik ineens beneden, voor de deur. Mijn vriendinnen stonden achter mij, giechelend en kwebbelend, terwijl ze speculeerden over de reden waarom hij hier zou zijn. Ik hinkelde op één voet moeizaam naar de deur toe en draaide me toen om.

Vol spanning keken ze me aan.

“Ik durf niet,” fluisterde ik.

“Je moet,” glimlachte Becca naar mij. Zelfs zij leek ineens helemaal in de ban van mijn verliefdheid. “Roslyn, wees niet zo’n mietje.”

Ik wilde opnieuw mijn hoofd schudden, maar kreeg daar niet te kans toe toen Naomi mij ineens voorbij liep en de deur opengooide. Ik kreeg het niet meer voor elkaar om de deur dicht te trekken en stond daarmee volledig in het zicht voor Jeremy. Aan zijn voetstappen te horen kwam hij zelfs al deze kant op.

“Wij gaan die kant op,” fluisterde Mona grijnzend en verdween langzaam met de anderen richting de woonkamer. Hun gegiebel begon opnieuw. En ik wist zeker dat ze het hele gesprek mee zouden luisteren.

Ik draaide me om. En keek daarbij recht in zijn ogen.

Hij was anders gekleed dan vanmiddag, maar dat maakte hem niet minder aantrekkelijk. Zijn gezichtsuitdrukking verraadde niets, ik zou niet weten waar hij nu aan dacht en of hij boos op mij was of niet. Maar hij stond hier en dat leek als enige nu te tellen.

“Hoi,” zei hij toen hij vlak voor me stond.

Ik greep me beet aan de deurpost om overeind te blijven en haalde diep adem. Rustig, Roslyn. Straks val je nog flauw.

“Hoi,” antwoordde ik zacht. Ik schraapte mijn keel. “Wat doe je hier?”

Jeremy nam even de tijd om naar de juiste woorden te zoeken. Toen stak hij iets naar mij uit. Ik knipperde verbaasd met mijn ogen en onderzocht het voorwerp dat hij in zijn handen hield.

“Een boek,” constateerde ik.

“Zoals de wereld ons ziet.” Hij glimlachte.

Ik wierp hem een verwarde blik toe. “Waarom?”

Voorzichtig pakte ik het boek aan en bekeek de kaft en vervolgens de achterkant. Daarna keek ik weer naar Jeremy.

“Ik wil nog steeds dat je het leest,” zei hij nog steeds glimlachend. “Het is een fantastisch boek.”

Ik schudde mijn hoofd. “Nee, niet dat. Waarom ben je hier? Je hebt Mona vanmiddag gehoord…”

Zijn mondhoeken trokken omlaag. Hij was het helaas dus nog niet vergeten. “Is het waar?”

Ik twijfelde even hoe ik moest antwoorden. “Ja.” Het was waar. “Wacht,” voegde ik er snel aan toe toen hij een stap naar achteren zette. “Het wás waar. Het is anders nu. Ja, ik haatte de liefde en ik wilde niets met jongens te maken hebben. Maar toen zag ik jou ineens in de bibliotheek en…” Wanhopig haalde ik mijn schouders op. “Het is nu anders.”

Jeremy wierp me een twijfelachtige blik toe. “Zeker weten?”

Ik knikte voorzichtig. “Echt waar. Ik… ik voel me anders. Bij jou.”

Ik herkende iets van een glimlach op zijn gezicht. Geloofde hij me? Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft.

“Dus…” begon hij langzaam en keek me voor een moment onderzoekend aan. Opnieuw leek hij te twijfelen. Ik werd er zenuwachtig van. “Dus als ik jou zou vragen of je misschien binnenkort aan mij wil vertellen wat je van dit boek vindt, terwijl we samen iets drinken, zou je dat goed vinden?”

Was ik zojuist gestorven en in de hemel terecht gekomen?

Mijn hart begon sneller te kloppen. Ik merkte dat het me de grootste moeite kostte om me vast te houden aan de deurpost voor ik om zou vallen. “Ja,” fluisterde ik. “Dat zou ik goed vinden.”

Hij grijnsde. Ik grijnsde terug. Dit kon niet waar zijn.

“Dan lijkt me dat een afspraak,” knikte hij. Hij kwam weer iets dichterbij staan, zodat onze gezichten ineens maar enkele centimeters van elkaar verwijderd waren. “Als ik jou was… zou ik vanavond maar beginnen met lezen. Des te sneller, des te beter, niet waar?”

Ik kon alleen maar knikken. Knikken en hopen dat ik niet op zou houden met ademen. Mijn hersenen leken niet meer in staat te zijn om normaal te functioneren. Elk moment zou ik van mijn stokje gaan.

“Zie ik je binnenkort dan weer?” vroeg Jeremy.

Ik knikte opnieuw. Nog steeds geen woorden.

“Mooi.” Hij glimlachte weer. “Dan zie ik je binnenkort. Op onze afspraak.”

“Onze afspraak…” mompelde ik.

Hij zette een stap naar achteren, keek me voor een moment nog aan en draaide zich toen om. Binnen enkele seconden was hij weg gelopen en bleef ik alleen achter.

Nog steeds in shock gooide ik de deur dicht en keek naar het boek in mijn handen.

Kort daarna, hoorde ik heel luid gegil uit de woonkamer komen en voor één keer, deed ik net zo hard mee.

Gangpad C (kort verhaal)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu