Hoofdstuk 10

246 9 1
                                    

De hele reis moest ik aan Karim denken. Aan die mooie ogen en die mooie lieve kuiltjes in zijn wangen als hij lachte. Opeens moest ik lachen en keek de richting van Btisame op. Zij zat geheimzinnig te lachen en bewoog met haar wenkbrauwen. "Ik heb je door lieverd." Zei ze fluisterend en voelde hoe ik rood werd. "Kijk eens wat ik voor je heb." En ze haalde een servetje tevoorschijn. Er stond tekst op geschreven.

Lieve Oumaima,

Sinds ik jou heb gezien ben ik dol gelukkig. Je glimlach laat me doen smelten. Ik kan nergens anders aan denken dan alleen aan jou. Het heeft me erg geraakt dat je me ineens in de steek liet net in de boot. Ik voelde me zo erg afgewezen. Heb me nooit zo gevoeld. Jouw vriendin kwam naar me toe en vroeg wat er aan de hand was. Ik heb haar alles verteld Oumaima,
van het begin tot het eind. Ik vroeg haar of ik een briefje mee mocht geven. Oumaima wat ik je wil vragen is: Wil je me aub bellen? Ik besef dat ik niet zonder je kan. Ik wil je graag leren kennen, met jou een leven bouwen. Dit is mijn nummer 06*********. Ik zal op je telefoontje wachten mijn liefste,

Groetjes en veel liefs,
Karim

Nooit gedacht dat een jongen zoveel om mij kon gevenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu