Eefje
Ik fiets weg. Wat denkt die Matthew wel? Dat ik het hem ga vergeven dat mijn beste vriendin in het ziekenhuis ligt? Hij is volgens mij hersendood ofzo want dat ga ik dus never nooit van mijn leven doen. Jezus zeg.
*Een halfuur later*
Ik fiets op de weg in het weiland. Ik weet nog dat ik en Lina hier in de zomer altijd gingen picknicken. Als ze nu niet in het ziekenhuis zou liggen zouden we het zeker weer gedaan hebben. God, wat mis ik haar. Ik hoor het geluid van een dure auto die veel te hard rijd. Daar kan ik dus zo niet tegen, die asociale mensen die denken dat ze stoer zijn. Het geluid komt steeds dichterbij. Net voor ik bedenk dat het geluid wel heel dichtbij komt is het al te laat. De Mercedes knalt vol tegen me aan en ik voel niets meer. Het is net alsof mijn ziel mijn lichaam heeft verlaten en naar boven gaat.
Lina
Waarom?! Waarom ben ik niet gewoon op school met Eefje naast me? Waarom ben ik niet verliefd geworden op een jongen met een perfecte toekomst? Waarom lig ik hier? Ik denk dat god me haat. Er is gewoon geen andere verklaring te bedenken. Of ik heb in mijn vorige leven mensen vermoord en karma haat me nu. Wat een onzinnige vragen. Het gaat om wat ik nu moet doen. Uit mijn coma ontwaken. Dat klinkt makkelijker gezegd dan gedaan. Arme Eefje. Zou ze weten dat ze doodging? Ik hoop dat het een pijnloze dood was. Maar misschien ook niet. Zo lig ik al langer te peinsen. Ik hoor de deur opengaan. Mijn ouders hoor ik aan de voetstappen. Ze waren meteen gebeld toen ik hoorde dat Eefje dood was. Alleen ze hielpen niet echt. Teminste dat probeerde ze wel alleen het lukte niet. Niemand kan mijn verdriet afnemen. ''Ik heb de hele nacht niet geslapen, ik moest zo aan jouw ellende denken.'' Zegt mijn moeder zacht genoeg zodat alleen ik het kan horen. Ik geef een kneepje in haar hand. Verdriet is mijn zaak, als iedereen zou gaan denken over mijn verdriet zou het ook niet verder komen met de wereld. Dat is het! Positief denken. Het lijkt alsof ik de kracht van deze positiviteit door mijn bloed voel stromen. Ik heb een toekoms. Met Matthew en ouders die mij steunen. Ik voel opeens weer mijn lichaam. Mijn spieren gaan aan. En ik doe waar ik het eerst aan denk. Ik open mijn ogen. Je zult niet begrijpen hoe gelukkig ik me voel. Ik hoor mijn ouders van blijdschap huilen. ''Mam, pap, ik ben er weer!'' Zeg ik. Mijn eigen stem klinkt raar in mijn oren, ik heb hem al zolang niet meer gehoord. Er komt een dokter binnen, hij glimlacht van oor tot oor. ''Dit hebben we nog nooit gezien, iemand die zo meteen uit een coma ontwaakt. Ik ben trots op je!'' Ik heb ook wel geluk. En niet zo'n klein beetje ook. Na een hersenscan of er nog schade is mag ik weer naar huis. Er mist gelukkig niks. Ik denk nu dat god van me houdt. Plotseling komt Eefje weer in mijn gedachten. Mag ik wel blij zijn dat ik nog leef? Is dat niet oneerlijk tegenover haar? Ineens begin ik te twijfelen. Hoezo positieve gedachten? Door mij is Eefje dood. Uit mijn ooghoeken zie ik Matthew op me afkomen. ''Jezus.. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Ik hou van je!'' Eefje verdwijnt weer uit mijn gedachten en ik omhels Matthew. En ik voel me weer net zo blij als toen ik mijn spieren weer voelde. Inplaats van dat ik hem omhels zoen ik hem vol op de mond. Ik wil alles doen. Bungeejumpen, slagen voor mijn diploma, trouwen! Dat laatste gaat nog wel even duren, maar ja. Matthewdoorbreekt mijn vorlijke gedachten ''Hoe denk je dat het met Eefje is?'' Vraagt hij ernstig. ''Ik uh.. Ik weet het niet meer!'' En ik barst in huilen uit. Ik wilde gaan bungeejumpen met Eefje, dat stond op onze bucketlist. Ik bedenk me weer wat mijn plan was toen ik in coma lag, de mensen die Eefje hebben vermoord zelf vermoorden. Wraak op ze nemen. Ik voel de wind langs mijn gezicht, het is net alsof het Eefje is die zegt dat het een goed plan is. Ik geloof het. ''Matthew, kunnen we naar jouw huis?'' ''Natuurlijk, stap maar achterop mijn fiets.''
*Bij Matthew thuis*
Lina
''Oke, ik zal het maar meteen zeggen. Ik wil degenen die Eefje vermoord hebben dood. En niet door een een of andere huurmoordenaar maar ik wil het zelf doen.'' Zeg ik. Matthew kijkt me met open mond aan. ''Lina.. Ik weet dat je het moeilijk hebt maar gaat dit niet wat te ver. Je komt net uit het ziekenhuis, je bent nog niet rustig en krijgt rare ideeën.'' Zegt Matthew medelevend. ''Ik ben genezen. Ik ben niet meer ziek. Begrijp dat dan!'' Zeg ik boos. Voordat ik het doorheb wordt ik ineens woedend. Alle woede van het in coma liggen komt eruit. ''Door jou is Eefje vermoord! Je kan nu niet zeggen dat ik haar niet mag wreken. Je zou het eens moeten zijn met mijn plan. Je bent net zoals vroeger. Ik haat je!'' Schreew ik door het hele huis. En Matthew zit daar maar. Ik zie niet eens dat hij tranen in zijn ogen heeft. Ik loop naar de deur en sla hem met een klap dicht.
Matthew
Ik kijk Lina aan maar ze lijkt het niet te merken. Ze tiert alleen maar. Ik wil iets zeggen maar ik ben sprakeloos. Voordat ik mijn spraakvermogen weer terug heb is de deur met een klap dicht. En bovendien, ze heeft gelijk. Door mij is Eefje vermoord, ik zou Lina juist wraak moeten gunnen. Maar zo bedoelde ik het niet, ik wou gewoon dat ze zich fijn zou voelen en niet meer aan Eefjes moord zou denken. En nu is ze boos op mij. Jezus, wat ben ik dom.
Lina
Ik wil naar huis, maar bedenk me dat ik dat helemaal niet kan. Ik heb geen fiets, geen ov en ik heb geen zin om mijn ouders te bellen. Weten die eigenlijk wel waar ik ben? Oh ja, ze hadden Matthew al wel gezien. En nu zag hij er braaf uit dus dat zal wel goed zijn. Ik ga maar op een bankje zitten. Eigenlijk best wel zielig voor Matthew. Hij wil me gewoon beschermen en ik kom inderdaad net uit het ziekenhuis. Jezus Christus, wat ben ik tekeer gegaan. Ik moet me verontschuldigen. Dus loop ik weer naar Matthews huis. De deur gaat open. ''Sorry, het spijt me zo.'' Zeggen Matthew en ik tegelijk. We schieten in de lach. ''Wil je me thuisbrengen?' Vraag ik lief. Hij knikt.