1. De klerenkast

879 26 7
                                    

Het is zomervakantie. De Cullens hebben Maggie naar een huis gestuurd zodat ze even weg kon van de oorlog. En zodat niemand haar kon vinden. De volgende dag komen vier wild vreemdekinderen ook in het huis.

Maggie's POV.

Dit is mijn tweede dag in het huis er valt hier zoveel te doen. Maar ik moet m'n spreuken leren. Dus ga ik mijn boek maar lezen. Ik hoor Macready tegen mensen praten. Snel stop ik mijn boek weg. In een kist die alleen door magie geopend kan worden. "Hier is de dames slaapkamer," zegt Macready. Ze doet de deur open en wijst hier naar binnen. Ik zie twee meisjes en twee jongens. Het ene meisje is het jongst dat zie je. Het tweede meisje is op een na oudste. De jongen met zwart haar ziet er heel boos en verdrietig uit hij lijkt me de op een na jongste. En de tweede jongen met blond haar en prachtige blauwe ogen lijkt me de oudste. En zeker weten de knapste. In die tussen tijd is Macready weggelopen. "Ik ben Maggie," zeg ik. Ze stellen zich allemaal voor. De jongste heet Lucy, de jongen met het zwarte haar heet Edmund, het tweede meisje heet Susan. En de knappe jongen heet Peter. Het was een superleuke middag. We zijn van plan morgen te gaan softballen. Maar eerst gaat iedereen slapen.

De volgende ochtend regent het enorm dus softballen gaat niet meer door. Ik ga maar één van mijn boeken lezen in de woonkamer. Op een gegeven moment stelt Lucy voor om verstoppertje te spelen. " Maar we zijn al zulke leuke dingen aan het doen," zegt Peter sarcastisch. Lucy gaat smekend voor hem staan. "Alsjeblieft?" vraagt Lucy. En Peter begint aftetellen. Ik ga achter een doek staan. Het valt niet op want de doek heeft dezelfde kleur als mijn kleren.

Net als Peter bij honderd is komt Lucy aan rennen en zegt: Het is goed ik ben hier. "Stil straks hoort hij je nog," zegt Edmund boos. En daar komt Peter al aanlopen. "Ik weet niet of jullie weten hoe verstoppertje gaat," zegt Peter. "Wilde jullie niet weten waar ik was?" vroeg Lucy. "Dat is het doel van dit spelletje," zeg ik. Iedereen schrikt want ze zagen me niet. "Maar ik ben weggeweest voor uren," zegt Lucy. "Ik ben door de kast heen gelopen. Ik heb dat een faun meneer Tumnus ontmoet. En het land heette Narnia,"zegt Lucy. Ik had het gevoel alsof ik een hartaanval kreeg. Narnia mensen horen daar niet te kunnen komen. "Kom mee dan laat ik het jullie zien," zegt Lucy. Ze trekt Peter mee naar de kast.

Ik ga in de kast kijken of het waar is. Maar ik zie alleen een muur. Ik leg mijn hand erop en ik zie wat er achter de kast was. Een prachtig land helemaal bedekt met sneeuw. Ik zie Lucy en een faun. Dat de faun Lucy kidnapt. Maar haar toch vrij laat. "Niets," zeg ik. Ik vind het heel,zielig voor Lucy maar als ze erachter komen dat ik een gave heb. Ben ik waarschijnlijk dood. Letterlijk. "Het spijt me Lucy," zeg ik. "Je hebt wel een grote fantasie ," zegt Edmund. Peter kijkt hem boos aan en loopt weg. "Het was geen fantasie, het was echt," zegt Lucy boos. "Genoeg Lucy," zegt Susan streng. "Ik zou nooit over zoiets liegen," roept Lucy. "Ik geloof je," zegt Edmund. "Echt waar?" Vroeg Lucy. Iedereen was stik verbaasd en ik ook. "Ja, heb ik niet verteld over dat er in de badkamer een voetbalveld zit," zegt Edmund gemeen. Ik zie Peter gewoon helemaal rood worden van woede. "Hoe eens op. Je maakt alles nog erger," zegt Peter. "Het was maar een grapje," zegt Edmund onschuldig. "Doe eens volwassen" zegt Peter boos. "Hoe je kop, je denkt dat je papa bent maar dat ben je niet," roept Edmund. En hij rent weg. "Nou dat heb je fijn aangepakt," zegt Susan. En zij rent ook weg. "Maar het was er echt," zegt Lucy onschuldig. "Susan heeft gelijk Lucy, dat is genoeg," zegt Peter. En hij loopt ook weg. Lucy en ik blijven alleen achter. Ik krijg hier zoveel problemen mee.

"Ik geloof je wel Lucy," zeg ik. "Net zoals Edmund," zegt ze. "Nee, bij mij op school werden er veel verhalen verteld. Die van Narnia kwam ook voor. Maar zeg het maar niet tegen je broers en zus. Maar ik kan je wel iets laten zien. Ga maar naar het schilderij van de barones. Ik kom er zo aan," zeg ik. Ze knikt en loopt weg. Ik ga naar mijn kamer en pak mijn geschiedenis van toverkunst boek. En mijn toverstok. Ik ga Lucy de hele waarheid vertellen. Maar de rest mag het niet weten.

De eerste dag dat ik hier was heb ik een doorgang gevonden. Naar een kamer waar je alleen via het schilderij van de barones kan komen. Ik loop er meteen heen. Ik klom door het gat achter het schilderij heen. En ik neem Lucy mee. We komen in een oude stoffige kamer. "Kijk" zeg ik. Ik doe mijn boek open op de bladzijde van Narnia. Volgens mij kan ze nog niet zo goed lezen want ze keek alleen de plaatjes. "Maar dit boek heet geschiedenis van toverkunst," zegt Lucy. "Ben jij een heks ofzo?" Vraag ze. "Een heks ja," zeg ik. Ik laat mijn toverstok zien. Ik spreek een spreuk uit en heel de kamer ziet er weer uit als nieuw. "Zeg het maar niet tegen je broers en zus. Normaal mogen mensen helemaal niet weten van magie," zeg ik. "Ik vind het vervelend dat ze me niet geloven," zegt Lucy. "Maar wij weten het beter," zeg ik. "Hoe het alsjeblieft geheim," smeek ik. "Ja hoor, vind jij Peter leuk? Vraagt ze. Ik kijk verschrikt op. En ik word knal rood. "Ik denk dat ik het antwoord al weet," zegt Lucy. We gaan weer terug naar onze kamer. En we gaan slapen.

Ik hoor geschreeuw uit de jongenskamer. Ik trek mijn badjas aan en ik ga er heen. "Je hebt vast gewoon gedroomd," zegt Susan. "Nee hoor, meneer Tumnus was er weer en Edmund ook," roept Lucy. Iedereen kijkt meteen naar Edmund. "Heb je de faun gezien?" Vraagt Peter. "Nou eigenlijk was hij niet daarbij. Waar was je wel?" Vraagt Lucy. "Ik speelde gewoon mee. Ik weet dat ik haar niet had mogen pesten. Maar je weet hoe kleintjes zijn. Ze kunnen maar niet op houden," zegt Edmund onschuldig. Je zag dat Lucy weer ging huilen. Ze rent weg ik ga meteen achter haar aan. De rest ook behalve Edmund. Ze rende tegen de professor aan. En ze huilt bij hem uit. "Nog een keer zoveel lawaai en jullie slapen in de stal," hoor ik Macready boos zeggen. "Ik denk dat dit meisje wel wat chocolade melk wil," zegt de professor.

"Jullie drieën, kom even mee naar mijn kantoor," zegt de professor. Hij wijst naar ons. "Het spijt ons meneer het zal niet nog eens gebeuren," zegt Peter. "Het is ons kleine zusje Lucy meneer," zegt Susan. "Degene die huilde," zegt de professor. We knikken. "Ze is erg van streek," zegt Susan. "Vandaar dat ze huilde," zegt de professor. "Het is niet zo belangrijk we kunnen het zelf wel aan," zegt Peter eigenwijs. "Dat heb ik gezien," zegt de professor. "Ze zegt dat er een magisch land zit achter de kast boven," zegt Susan. De professor kijkt verschrikt op. "Dus u weet er wat vanaf," zeg ik confronterent. "Ik heb er wat van gehoord maar jij lijkt er wat van af te weten," zegt de professor. "Maar hoe zag het eruit?" vraagt de professor. "Alsof ik tegen een gek praatte," zegt Susan. "Niet het meisje maar het magische land," zegt de professor. "U gelooft haar," zegt Peter ongelovig. "Jij niet?" vraagt de professor. "Nee natuurlijk niet!" zegt Susan. "Logisch gezien is het onmogelijk," zegt Susan. "Wat leren ze jullie op school," zegt de professor. "Edmund zei dat ze net deden alsof," zegt Peter. "En spreekt hij altijd de waarheid?" vraagt de professor. "Nou dit zou zijn eerste keer zijn," zegt Peter. "Nou als ze niet gek is en ook niet liegt dan is het logisch gezien dat ze de waarheid spreekt," zegt de professor. "Dus u zegt dat we haar gewoon moeten geloven?" vraagt Peter. "Ze is je zusje, jullie zijn familie. Gedraag je dan ook als een familie," zegt de professor.

We gaan terug naar onze kamers maar ik ga naar de woonkamer. Ik begin in één van mijn boeken te lezen. Deze keer over Narnia. Ik weet zeker dat ik deze informatie later nog nodig zal hebben. "Is het spannend?" vraagt Peter. "Een beetje," zeg ik. "Waarom moest jij eigenlijk naar dit huis. Mijn moeder heeft ons hier gebracht zodat ze geld kon verdienen voor onze scholen," zegt Peter. "Mijn ouders dachten dat het goed voor me zou zijn en ik een beetje tot rust kon komen," zeg ik. "Hoezo?" vraagt Peter. "Uhm... Nou vorig jaar is mijn schoolhoofd omgekomen en dat jaar daarvoor mijn peetoom en dat jaar daarvoor mijn vriendje dus," zeg ik stotterend. "vervelend voor je," zegt Peter. "Het is best een gedoe maar het gaat wel," zeg ik.

Ik heb het gevoel dat ik moet gaan huilen. Als dat gebeurt dan zet ik me zo voor schut. Maar voordat ik iets kon doen liep de eerste traan al weg. Ik kijk snel weg naar buiten. Maar het is te laat. Hij heeft het al gezien. "Het spijt me ik wou je niet..." zegt Peter. "Het geeft niet, je kan er niet zoveel aan doen," zeg ik. Hij gaat naast me zitten en slaat een arm om me heen. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder en ik kan echt nergens anders meer aan denken. We zitten een hele tijd zo. Ik kijk op de klok. Is het al zo laat! "Ik ga naar bed," zeg ik. "Welterusten," zeg ik. "Welterusten," zegt hij. Ik loop weg. Ik kleed me om en ik ga in bed liggen. Ik val al snel inslaap. Met de gedachte aan de leukste jongen van de wereld.

En hoe vonden jullie dit hoofdstuk??? Als je wilt dat ik een hoofdstuk aan je opdraag. Let me know. Vote & Comment. Love You xxx

The chronicles of Narnia: the lion, the witch and the wardrobeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu