Nu was Aegaeus, de koning van Athene, een oude, zwakke man. Maar hij had een enige zoon, Theseus, en dat was een knappe jongen, groot, sterk en een snelle loper. De koning hield heel veel van zijn enige zoon.
Op de ochtend dat het lot geworpen zou worden, verzamelden de koning, zijn zoon en de burgers van Athene zich voor het paleis. Sommigen zwegen. Sommigen huilden. Anderen baden fluisterend tot de goden. "Niet mijn zoon! Niet mijn dochter! Laat hen niet gekozen worden!"
Toen Theseus zag hoe verdrietig iedereen was, zei hij tot zijn vader: "Het is mijn plicht om naar Kreta te gaan en te trachten de Minotaurus te doden!"
"Nee, ga niet!" zei de koning. "Dat betekent een wisse dood. Je kunt dit beest alleen en ongewapend niet doden. En zelfs al zou het je lukken, dan nog zou je nooit de weg uit het labyrint terugvinden." Maar Theseus wendde zich tot de menigte. "Er wordt slechts geloot voor zes jongens," zei hij. "Ik zal de zevende zijn. En jullie kunnen ervan overtuigd zijn dat ik zal proberen de Minotaurus te doden!"
"Ohhh..." Er klonk een diepe zucht van verbazing. Iedereen was vol bewondering voor Theseus, de enige zoon van de koning, die vrijwillig aanbood om te gaan.
Toen er geloot was, en de zeven meisjes en zes jongens aangewezen waren, verzamelde Theseus de jongelui om zich heen. "Wees dapper," zei hij, "blijf hopen. De Minotaurus heeft niet het eeuwige leven!" Toen leidde hij hen naar de haven, gevolgd door hun huilende moeders en vaders, zusters en broers.
Vlak voordat Theseus aan boord ging van het schip dat hem naar Kreta zou brengen, omhelsde koning Aegaeus zijn zoon. Theseus, beloof me één ding," zei hij. "Het schip is uitgerust met de zwarte zeilen van de dood. Welnu, als je aan boord bent als het schip terugkeert, strijk dan de zwarte zeilen en hijs in plaats daarvan witte. Dan zal ik zelfs van grote afstand al kunnen zien dat je leeft en veilig bent."
En dat beloofde Theseus.