De volgende dag sta ik op met knallende hoofdpijn. Mijn moeder maakt zich zorgen, aangezien ik zo wit ben. Net als ik wil zeggen dat het goed gaat, moet ik naar de wc sprinten om er net op tijd in over te geven. Ze belt meteen school dat ik niet kan komen. Mijn moeder blijft thuis voor me. Ik lig op de bank, een beetje half kijkend naar de tv. Ik kan echt niet timen! Vandaag zou ik drie lessen hebben met Ralf. Ik keek er zo naar uit. Ik mis hem echt, ook al blijf ik hem een beetje wantrouwen. Hij kan wel zeggen dat hij me niks doet, maar garanderen kan hij niet. Ik val in slaap, en droom meteen over Ralf. We lopen samen in een bos. Maar opeens komt hij dreigend op me af, en terwijl hij zijn tanden aflikt worden zijn ogen felgroen. Ik schrik wakker uit de droom. Mijn moeder zit naast me. Ik zweet behoorlijk. ‘Gaat het wel?’ Ik knik. ‘Slechte droom,’ mompel ik. Ze wil verder vragen, maar opeens gaat de deurbel. Ze loopt weg om de deur open te doen. Ik hoor een lage warme stem, die van mijn moeder slaat over. De voordeur gaat dicht, en mijn moeder komt terug de kamer in. Achter haar komt Ralf de deur door. Ik begin meteen te glimlachen als ik hem zie. ‘Hoi. Hoe wist je dat ik ziek was?’ Hij loopt naar me toe en gaat op de rand van de bank zitten. Hij pakt mijn handen. ‘Je was niet op school. Ik wilde even weten of je nog leeft.’ Hij lacht kort. Mijn moeder loopt naar boven. Zodra ze weg is buigt hij naar voren en geeft me een kus op mijn voorhoofd. Dan op mijn mond. ‘Kijk uit, ik ben ziek.’ Hij lacht. ‘Denk je dat je mij ziek kan maken? Haha, gekkie.’ Hij streelt met zijn hand door mijn haar. Ik sluit even mijn ogen, en dan springen ze snel weer open. Hij ziet mijn reactie. Zijn uitdrukking word opeens minder vrolijk. ‘Ben je nog steeds bang dat ik me niet kan beheersen?’ Ik kijk in zijn ogen. Zijn fel verlichte ogen. ‘Soms. Ik weet niet, het is een reflex. Net als dat ik in het begin angst voor je had.’ Hij slaat zijn ogen neer. ‘Ik wil je niet onprettig laten voelen. Anders ga ik wel weer.’ Ik grijp met alle kracht die ik heb (wat niet veel is) zijn arm. ‘Nee! Blijf, alsjeblieft.’ Hij kijkt me even aan, en glimlacht dan weer. Hij legt de deken strakker om me heen. ‘Je moet goed warm blijven,’ zegt hij zachtjes. Ik gooi de deken weer van me af. ‘Ik heb het veel te warm. Ik wil een beetje afkoelen.’ Ik probeer Ralf zo te bewegen dat hij naast me gaat liggen. Eerst beweegt hij niet, dan gaat hij langzaam liggen. Ik ga meteen tegen hem aan liggen. En inderdaad, hij is koud. Maar dat maakt me nu niet uit. Hij legt een arm om me heen. ‘Er ben er altijd voor je,’ fluistert hij. ‘En ik zal je nooit pijn doen.’
We liggen een uurtje op de bank. Ik was even in slaap gevallen, maar werd snel weer wakker. Toen mijn moeder weer beneden wilde zitten, verplaatste wij naar mijn kamer. Ralf kijkt de hele kamer goed rond. Hij is hier nog niet eerder geweest. Ik ga op mijn bed zitten, hij op een stoel. ‘Leona, ik heb nog even nagedacht,’ hij stopt even, ik luister. ‘Ik vertrouw die nieuwkomer niet. Ik ben bang voor zijn reactie, en nog banger dat hij ontdekt dat je een sterkbloed bent.’ Er loopt een rilling over mijn rug. Ik haat dat woord. ‘En natuurlijk zal ik er altijd voor je zijn om je te beschermen. Ik kan de lessen wel overslaan als jij aardrijkskunde hebt. Maar het is geen garantie dat ik snel genoeg ben. Ik wil dat je jezelf kan verdedigen, in ieder geval tijdelijk.’ Hij grijpt in zijn broekzak, en haalt er een object gewikkeld in papier uit. Hij geeft het aan mij. Ik pak het aan, en maak het open. ‘Een steen?’ Ik heb een langwerpige, scherpe en zwarte steen in mijn handen. Ralf schuift een beetje naar achteren. ‘Wat jij daar hebt, is gestolde lava. Het is een groot geheim, maar vampiers kunnen vermoord worden hiermee.’ Ik kijk hem angstig aan. ‘Dit steentje kan jou dood zijn? Waarom heb je dat bij je?’ hij kijkt nog steeds met volle concentratie naar de steen. ‘Jij moet het bij je houden. Als die gozer je probeert aan te vallen, kan je hem steken. Probeer of zijn hoofd, of zijn hart te raken. Dan heeft het het meeste effect.’ Ik kijk vol ongeloof naar de steen. Dit kleine ding kan de dood zijn van mijn vriendje. Gelukkig weet niemand dat. Ik wikkel het snel weer in het papier en leg het in een laatje. ‘Ik neem het morgen mee. Maar nu, ziek of niet,’ ik sta op en ga op zijn schoot zitten. Hij slaat zijn armen om me heen, en kijkt me glunderend aan. ‘Wil ik jou,’ fluister ik. Hij laat een brede glimlach zien. Ik laat mijn gezicht zakken en kus hem. Hij lijkt alles te vergeten, en kust me wild terug. Zijn handen glijden over mijn rug en door mijn haar. Dan zoent hij me. Ik geniet net als hij.