|Hoofdstuk 8|

418 42 1
                                    

Het was een hele tijd stil, toen mijn vader eindelijk de stilte onderbrak: " Kom, we moeten hier weg, we zijn hier niet veilig." We keken snel het huis door om te kijken of er nog wat bruikbare spullen lagen en verlieten toen het huis. We liepen steeds verder weg en m'n hart klopte kn m'n keel. Ik was nog nooit zo bang geweest, ik liep trillend door. Mike had inmiddels een arm om mee heen geslagen en fluisterde me geruststellende woordjes toe. Toen we bij een dorpje aankwamen kochten we wat te eten en liepen verder. Het eten wat oom Maurice nog in huis had was bijna allemaal al bedorven. 's Avonds rod de schemering vonden we een verlaten grot, er was een hele kleine onopvallende doorgang, helemaal bedelt met mos. We legde onze spullen neer en ik begon zwijgend Mikes verband te vervangen. Hij kreunde van de pijn toen ik het eraf haalde. "Gaat het?" Vroeg ik geschrokken. "Ja hoor" antwoordde Mike maar ik hoorde de pijn in z'n stem. Toen het verband was vervangen draaide hij zich om. Ik keek in twee heldere oceaan blauwe ogen en ik voelde dat ik bloosde. Toen kwamen zijn lippen steeds dichter bij de mijne, en kuste. Ik voelde een warm gevoel van binnen, wat voelde dit fijn. Het leek wel eeuwen te duren voordat we elkaar weer loslieten. Ik keek opnieuw in zijn ogen, die nu ondeugend en lief stonden.

Na het eten gingen we slapen. Ik zat na te denken over de kus. Het had zo fijn gevoel. Misschien vindt hij me inderdaad wel leuk. En met die gedachte viel ik eindelijk in slaap.

De 4 elementenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu