Henri

25 4 3
                                    

'Henri en Benji, klinkt als poëzie,' fluistert Henri in de oor van de ander.

'Mmm, ja.' Reageert deze, terwijl hij liefdevol de haren van de ander achter zijn oren strijkt.

'En nou is het afgelopen!' Benji's moeder stormt de kamer in. 'Wat als iemand jullie ziet? Ik wil mijn zoon toch zeker niet kwijtraken!'

'Moeder! Hoe weet u-'

'Ik weet het omdat ik je moeder ben! Dacht je nou echt dat ik niets door zou hebben uilskuiken? Staan blijven jij!' Henri blijft stokstijf in de deuropening staan.

'Jullie mogen nooit mee zo tegen elkaar doen, begrijp je dat? Als je vader dit ziet-' Ze slikt een beginnende traan weg. 'Als je vader dit ziet weet je wat je te wachten staat.'

'Maar moeder, is mijn geluk dan niets waard?' Benji klinkt wanhopig.

'Als je leven je lief is niet nee. Ik wil mijn enige zoon niet kwijtraken. Wie moet er anders voor ons zorgen als we te oud zijn om dat zelf te doen? Ik houd van je Benji, ondanks deze misstappen die je nu begaat.' Ze kijkt van Benji naar Henri.

'Jij, scheer je weg en zorg dat ik je nooit meer te zien krijg! Anders vertel ik mijn echtgenoot wat je met onze zoon hebt gedaan. Jij, jij stuk verdriet! Je moet wel gestuurd zijn door de duivel, want mijn arme Benji zou zoiets nooit uit zichzelf gedaan hebben.'

Benji kijkt Henri aan, maar houdt zijn mond.

'Wat sta je daar nog! Scheer je weg!'

Het laatste dat Benji ooit van Henri zag waren de tranen die hij verwoed weg probeerde te vegen, terwijl hij rechtsomkeert maakte.

'Kom, laten we bidden dat je deze duivelse gedachtes uit je hoofd kunt zetten en laten we de Heer om vergeving vragen.'


'Dit, jongens, heeft mij mijn leven gered. Mijn moeder die me liet inzien dat wat ik aan het doen was niet goed was. Werk van de duivel hemzelf. Ik heb uren daar op mijn knieën gezeten, samen met mijn moeder, en alleen maar gebeden om vergeving. Dit heb ik jaren volgehouden.' Mijnheer van Dissel kijkt hen alle twee aan.

'Ik ben getrouwd met een lieve vrouw, Berta, en samen hebben we drie kinderen. Eén meisje en twee zonen. Ik ben gelukkig nu.' Een oud verdriet maakt zich van hem meester en zijn gezicht betrekt. Tegensprekend wat hij zojuist heeft gezegd.

'Heeft u Henri ooit nog gezien?' vraagt Bernhard zacht. 'En wat deed dat toen met u?'

'Nee.' Een duidelijke leugen. 'Maar nou is het afgelopen. Laat me jullie twee nooit meer in deze situatie treffen. Het beste is dat jullie elkaar nooit meer zien en beide bidden om vergeving. Laat deze duivelse praktijken achterwege en focus je op de toekomst.' Bernhard en Wouter kijken elkaar aan.

De oude man begint zich op te winden. 'Ondertussen ga ik bidden opdat ik de volgende keer wel de kracht heb het tegen jullie vaders te vertellen en om vergeving dat ik het deze keer laat gaan, maar laat me jullie nooit, maar dan ook nooit meer, in deze situatie treffen!'

Net voordat de staldeur met een klap dichtvalt kijkt hij nog één maal om. 'Het valt me nog het meest van jou tegen, Bernhard. Je bent al bijna een man. Gedraag je dan ook zo!'

Bernhard van TeylingenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu