Niet ook jij

23 4 2
                                    

'Psst, Bernhard,' fluistert een bekende stem. 'Ben je alweer rustiger geworden?'

Nee, is het enige wat Bernhard kan denken. Nee, nee nee.

'Bernhard.' Iets luider deze keer.

Nee, dit kan niet waar zijn. Hoe kan dit waar zijn? Dit mag niet waar zijn!

'Bernhard, jij bent het toch?' De bekende stem dringt door tot in het diepste van Bernhards ziel en verscheurt hem van binnen.

'Niet óók jij!' Bernhards stem trilt. 'Dat mag niet, dat kan niet. Nee, nee nee!'

'Bernhard, lieverd-'

'Hoe durven jullie elkaar zo aan te spreken.' Een ietwat schorre, oudere stem bemoeit zich ermee. 'Wat heb ik jullie gezegd? En hebben jullie geluisterd? Nee, natuurlijk niet. En nu zitten we allemaal hier.'

'Mijnheer van Dissel! Wat doe u hier? Hoe -' Begint Bernhard.

'Wat denk je dat ik hier doe?' Kapt mijnheer van Dissel hem af.

'Stilte!' Roept een bewaker.

*

Bernhard haalt diep adem. Rustig worden. De muren komen op hem af. Waar ben ik eigenlijk? Waarom is hij hier ook? Dat mag niet. Dan kan niet. Niet ook jij, Wouter. Rustig blijven. Rustig worden. Ademen. Blijven ademen.

De ruimte voelt beklemmend aan. Hij is de enige in een ruimte waar hij precies in zou kunnen liggen als hij zou willen. Naast en achter hem doemen stenen muren op uit de duisternis. Er is precies genoeg licht dat het net te weinig is om goed te kunnen zien, maar net genoeg om te weten dat je niet kunt zien.

Door de tralies kijkt hij richting de overkant van het gangpad. Daar kan hij meerdere bewegende vormen onderscheiden. Zo te ruiken zitten sommigen van hen hier al een lange tijd. Dan pikt zijn neus een bekende geur op. De geur van paardenstallen en hooi.

'Wouter! Niet ook jij!' Fluistert hij op dringende toon.

'Ik zag je binnengebracht worden, Bernhard, en dat was ook het enige wat ik kon denken. Niet ook jij. Je was zo overstuur en in paniek dat je met niet eens herkende.'

'En nu zitten we hier. In deze vieze, stinkende cellen. Ik, een jonkheer!'

'Een jonkheer met een diepe, duistere zonde.' Bemoeit mijnheer van Dissel zich ermee.

'U hebt dezelfde zonde begaan, mijnheer, en u zou eens moeten weten hoe goed die zonde voelde!'

'Ik heb ten minste diep berouw van mijn zondes. Zoals die keer dat ik jullie liet gaan. En van Henri.' De stem van mijnheer van Dissel stokt even. 'Misschien levert dat me nog een plekje op in het Hemelse Rijk van de Heer. Jullie, daarentegen, zullen branden in de hel!'

Wouter slikt enkele tranen weg.

'Zoals je waarschijnlijk al weet, Bernhard, zitten we hier om te sterven voor onze zondes.'

Bernhard van TeylingenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu