Drie

101 9 3
                                    

Intussen was de koopman zijn huis op dertig mijl afstand genaderd, wanneer hij weer dacht aan de geschenken die hij verzekerd had te zullen meebrengen. In het speciaal de roos die hij Belle beloofd had, maar nergens had kunnen vinden, gezien het nu winter was geworden.

En ofschoon hij zich op het wederzien verheugde, vond hij dit heel verdrietig. Het regende en daarna begon het te sneeuwen en in de sneeuwstorm raakte hij de weg kwijt. De avond viel en hij was bang dat hij van kou en honger om zou komen of dat wolven hem zouden verscheuren. Maar toen kwam hij langs een lange laan en zag hij aan het einde daarvan een licht schijnen. Hij begaf zich in de richting van het schijnsel en kwam bij een koninklijk kasteel waarvan de ramen helder verlicht waren. De hoge hekken van brons stonden uitnodigend open en de koopman kon ongemoeid het domein betreden. Hij liep over een buitengewone binnenplaats, maar er was geen sterveling te bekennen. Ook kwam hij langs stallen, waar zijn arme, uitgehongerde paard onmiddellijk binnenstapte en zich tegoed deed aan de daar gelegen haver en het hooi.

Zijn meester bond hem daar vast en liep door naar de hoofdingang van het kasteel, zonder ook maar iemand te zien. Hij trad binnen en kwam in een grote eetzaal, waar een vuur brandde in de grote open haard en een tafel klaarstond met een groot aantal zeer smakelijke spijzen erop, een heus diner, maar er was slechts gedekt voor één persoon. De koopman was doordrenkt met sneeuw en regen en beende hieromtrent in de richting van het vuur om zich te warmen.

"Ik hoop dat de heer des huizes of zijn dienaren het mij niet kwalijk nemen," prevelde hij zachtjes in zichzelf, bevend van het koude winterweer dat buiten woedde. "Er zal zo wel iemand komen." Hij wachtte een geruime tijd, maar niemand kwam er opdagen. Ten lange leste sloeg de klok elf uur. De koopman, verzwakt door gebrek aan voedsel, nam een kippetje en dronk een paar glazen wijn, maar hij beefde van angst. Van lieverlede ontspande hij zich toch een beetje, waarna hij ging zitten. En toen de klok twaalf sloeg, verzamelde hij zijn moed en bedacht dat hij eens rond zou kunnen kijken in het kasteel. Hij opende een deur aan het eind van het vertrek en kwam in een grote kamer waarin een donzig bed stond, en omdat hij erg vermoeid was sloot hij de deur, kleedde zich uit en stapte in het bed.

Het was tien uur in de ochtend vooraleer hij ontwaakte. Tot zijn ontsteltenis zag hij dat er een nieuw stel kleren voor hem was gereed gelegd in plaats van zijn eigen plunje, dat vuil en gescheurd was. Dit moet de verblijfplaats van een goede fee zijn, dacht hij. Ze heeft meelij gekregen met mijn tegenspoed.

Hij keek door de ruit en was verbaasd te ontdekken dat de bomen rond het kasteel groene bladeren hadden en dat in de tuinen de mooiste zomerbloemen bloeiden in een stralende zonneschijn, terwijl hij heel in de verte de met sneeuw bedekte heuvels kon waarnemen en het winterse woud waarin hij de avond tevoren was verdwaald.

Hij keerde terug naar de zaal waar hij de avond voordien had gedineerd en zag dat er nu een ontbijttafel gedekt stond. "Ik ben u zeer dankbaar, goede fee," verkondigde de koopman hardop. Het maal smaakte hem goed en toen hij voldoende gegeten had ging hij naar de stal om naar zijn paard te kijken. Toen hij langs een rozenstruik liep, dacht hij eraan dat Belle hem had gevraagd een roos voor haar mee naar huis te nemen. Terwijl hij dit deed hoorde hij echter een gedruis. Hij keek om een zag een monster op zich afkomen, zo afschrikwekkend dat hij bijna flauwviel van de schrik.

"Ondankbare man," brulde het Beest met een verschrikkelijke stem. "Ik heb je leven gered door je in mijn kasteel te dulden en als dank steel je mijn rozen, die mij meer waard zijn dan alles wat ik bezit. Maar je zal boeten voor deze daad. Binnen het kwartier zal je sterven."

De koopman viel op zijn knieën en zei smekend: "Edele heer, ik verzoek u mij te vergeven. Ik wist niet dat ik u zou beledigen wanneer ik een roos meenam voor een van mijn dochters. Dood mij niet, edele heer."

"Ik ben geen heer, maar een Beest," antwoordde het monster. "Ik hou niet van valse beleefdheidsbetuigingen, dus denk niet dat je mij op deze manier kunt overreden. Je hebt dochters, zeg je? Welnu, als een van hen hier komt om in jouw plaats te sterven, ben je gered. Zo niet, beloof me dan dat je over drie maanden wederkeert, dan kan ik met je doen wat ik wil."

Do koopman peinsde er niet over een van zijn dochters in zijn plaats om te doen komen, maar hij wist dat, als hij schijnbaar het voorstel van het Beest aannam, hij in elk geval het genoegen zou smaken hen nog een laatste maal te zien. Hij gaf zijn belofte en kon vertrekken.

"Je moet echter niet met lege handen teruggaan," zei het Beest. "Ga naar het vertrek waarin je hebt geslapen. Daar vind je een kist die je mag vullen met wat je het liefste hebt. Ik zal zorgen dat hij naar je huis gebracht wordt."

Dit gezegd zijnde, verdween het Beest. De goede koopman bedacht nu dat, aangezien hij toch moest sterven - hij dacht er niet aan zijn belofte te breken, zelfs niet tegenover een Beest - hij zijn kinderen evengoed verzorgd kon achterlaten. Dus ging hij naar de kamer waarin hij geslapen had en vond daar bergen goudstukken die overal verspreid lagen. Hij vulde de kist tot de rand toe, deed hem op slot, besteeg zijn paard en verliet het kasteel en de tuin vol bloemen even treurig als hij blij was geweest toen hij ze ontdekte.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Aug 17, 2015 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Belle en het BeestWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu