hoofdstuk 1

82 3 3
                                    

De 12-jarige Brian stond op het schoolplein.
De kinderen liepen naar hun ouders die hun kwamen ophalen.
Maar waar zijn zijn ouders?

Op vrijdag komen ze hem altijd samen ophalen.
Zou het dan toch eindelijk zover zijn?
Zou het dan toch gebeurt zijn waar hij altijd voor vreesde.
Zijn ouders hadden al een tijdje flinke ruzie.
Over de geldverdeling en hypotheken ofzo.
Brian was al een tijdje bang dat ze gingen scheiden maar het is altijd goed gekomen tussen zijn ouders.
Maar deze ruzie is iets anders.
Zijn moeder heeft zelfs al gezegd dat als het zo moest ze ging scheiden.

Toen Brian thuis kwam, zag hij dat er een auto miste op de grote oprit van het huis.
Het huis zelf was ook groot en het lag aan een groot bos van een weetikveel hectare groot.
De achtertuin was ook gigantisch om het zo maar even te zeggen.
Met een groot zwembad en een tuinhuis waarin je zelfs kan wonen is dit zeker het grootste huis van de buurt.
Het huis lag erg afgelegen en je bent al een kilometer onderweg voordat je het eerste huis tegenkomt.
Maar goed, er miste dus een auto op de oprit de auto van zijn vader om precies te zijn.

Toen hij binnenkwam zag hij zijn moeder huilend zitten aan tafel.
En toen wist hij het...
Zijn nachtmerrie was werkelijkheid geworden.
Zijn vader was weg.

Brian was boos.
Niet zomaar boos, nee heel boos.
Hij was boos op zijn moeder, dat hij zijn vader zomaar weg heeft laten gaan.
En op zichzelf, hij had zich te veel met zijn vader en moeders zaken bemoeid.
Maar vooral op zijn vader.
Hij is zomaar weggegaan, zonder iets te zeggen, hij heeft hem gewoon in de steek gelaten.
'Ik zou dat eens bij hem moeten doen', dacht Brian.
En toen vormde er een plan.
Een heel hard plan.
Hij gaat weg.
Ver weg, de bossen in.
Niet voor altijd natuurlijk, maar voor twee dagen.
Hij ging al naar boven toe om zijn spullen te pakken.
Zijn moeder achterlatend.
'Morgen ga ik vertrekken', dacht Brian.
Morgen is de dag.

overlevenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu