Hoofdstuk 9

11 6 1
                                    

De dag erna zeuren mijn spieren van de pijn. Mijn gezicht vertrekt bij elke beweging die ik maak. Hoewel Elijah had laten doorschemeren dat onze training zich vandaag zou voortzetten, zit ik daar eerlijk gezegd niet echt op de wachten. Voor de zekerheid trek ik toch maar een lange broek en een wollen truitje aan. En inderdaad, mijn vermoeden worden bevestigd: Elijah komt me die middag ophalen. Hij is wederom geheimzinnig en op zijn hoede. Pas als we buiten zijn durft hij hardop tegen me te praten.

We trainen in de regen, de hele middag lang. Mijn spieren kunnen niet langer aan, en verslagen laat ik me op de gladde, houten planken van de trainingsring zakken. 'Klaar,' hijg ik. 'Het is klaar voor vandaag.'

Elijah haalt zijn schouders op en smijt de stok met een verveelde uitdrukking op zijn gezicht de ring uit. 'Zoals je wenst, juffrouw. Morgen weer?'

'Wellicht morgen een dagje rust?' opper ik. Na een zakelijk afscheid van de commandant slenter ik richting het kasteel. Wanneer ik vermoeid over de gangen struin, word ik tegengehouden door een donkere stem.

'Elody,' galmt het door de duistere, kille gang. Het komt uit de eetzaal vandaan. Een rilling trekt langs mijn ruggengraat bij het horen van mijn naam uit zijn mond.

'Hoogheid,' antwoord ik bitter vanuit de deuropening.

Vanaf zijn stoel kijkt kroonprins Ashton me met een scheve grijns toe. Hij maakt een gebaar naar de tafel, die gevuld is met eten. 'Ik dacht dat Emmae haar boodschap luid en duidelijk overgebracht had: vanaf nu vergezel je mij aan de eettafel. En toch moet ik te horen krijgen dat je gisteren iets uit de keuken mee naar boven gegrist hebt. Zeg eens, boerenpimpel, ben je vaker ongehoorzaam?' Hij spreekt het laatste woord langzaam uit, lijkt elke letter te proeven, laat de klanken over zijn tong rollen. Met zijn voet schuift prins Ashton de stoel naast zich een stuk naar achteren. 'Neem plaats.' Zijn stem duldt geen tegenspraak en met een enorme tegenzin - en een klein beetje angst - neem ik naast de prins plaats. De beurse plekken op mijn wang beginnen als een waarschuwing zacht te bonzen.

'Eet.'

Ik kijk naar het eten. De uitputting van de training, gecombineerd met de aanwezigheid van de opvliegende prins, resulteren in een opstandig gevoel in mijn maag. Wanneer ik te lang twijfel, snauwt prins Ashton: 'Ik zei: eet.'

Ik pak een stuk brood vast en wil het naar mijn bord toe brengen, als prins Ashton zijn hand om mijn pols slaat en zijn nagels in mijn huid drukt. 'Laat ik duidelijk zijn, Elody. Als je me nogmaals een bevel laat herhalen, zwaait er wat. Begrepen?' Zijn vingers openen.

Langzaam knik ik en stop ik de korst van het vers afgebakken brood in mijn mond. Een echte leider laat nooit haar emoties zien. Laat ze geen misbruik van je maken.

'Je haren zijn nat.' De conclusie blijft tussen ons in hangen.

'Ik was buiten. Aan het wandelen,' voeg ik eraan toe wanneer zijn brandende blik op me blijft hangen. De plek waar zijn vingers om mijn pols geklemd zaten brandt.

Prins Ashton laat zich achterover zakken, vouwt zijn handen achter zijn hoofd en laat zijn voeten op de stoel aan zijn andere kant rusten. 'Ik weet niet waar je mee bezig bent, boerenpimpel, maar ik raadt je aan ermee te stoppen.' Ik trek mijn wenkbrauwen op. 'Het manipuleren van mijn personeel, het zoeken van antwoorden op vragen die jij niet hoeft te stellen. Het bevalt me niet.' Zijn ogen vernauwen zich tot spleetjes. 'Stop met zoeken. Voor ons allemaal is een rol weggelegd, ben je je daarvan bewust?' Het is een retorische vraag, want prins Ashton geeft me niet eens de tijd om erover na te denken, laat staan een antwoord te vormen. 'En die rol ligt vast. Het lot, noemen sommigen het. De levensweg.' Zijn donkere stem laat de ruimte tussen ons in gonzen. 'Die rol, die kan je niet veranderen. Probeer dat ook niet.'

'Spreek je uit ervaring?' De woorden verlaten mijn mond zonder dat ik erover nadenk. Ik duik ineen, bang voor de reactie van prins Ashton. Maar die komt niet.

In de plaats daarvan glimlacht hij loom, alsof hij tevreden is met de vraag die ik stel. Hij geeft overigens geen antwoord. 'Stop met zoeken. Stop met je armzalige pogingen om het lot te buigen.'

Ik schuif mijn stoel robuust naar achter en sla mijn handen ineen. 'Mag ik de audiëntie verlaten, Hoogheid?' pers ik eruit. De jongeman voor me knikt, waardoor zijn kastanjebruine krullen dansen in het licht van de kaarsen. Ik wil me omdraaien en weglopen, maar wederom word ik bij de pols gegrepen, deze keer overigens niet hardhandig. De blik van de kroonprins is haast nieuwsgierig, wanneer hij me een volgend bevel opdraagt. 'Neem wat te eten mee naar boven.'

Voor de eerste keer ben ik tevreden met de woorden die hij uitspreekt. Snel schep ik het een en ander op en probeer dan de kamer uit te sprinten. Wanneer ik halverwege ben, buldert prins Ashton: 'Buiging!' Vluchtig laat ik me door mijn knieën zakken, waarna ik de trap op ren en me opsluit in mijn kamer.

Met een bonzend hart laat ik me tegen mijn slaapkamerdeur leunen. Het duurt even voordat ik op adem gekomen ben, voordat ik verwerkt heb wat er zojuist gebeurd is. Die rol, die kan je niet veranderen. Is dat hoe hij tegen de vloek aankijkt? Een levenspad dat hem door een ander opgelegd is, dat niet af kan wijken? Stop met zoeken. Dat heeft me echter alleen maar nog nieuwsgieriger gemaakt. Dat hij dat zegt, móet toch wel inhouden dat ik op een goed spoor zit?

Ik slenter naar de badkamer en kijk ik toe hoe water uit de gouden kranen de porseleinen kuip instroomt. Ik laat het water vermengen met lekker geurende oliën, om me vervolgens erin onder te dompelen. Mijn lichaam jammert ontspannend. Ik wikkel het verband van mijn hand af. Mede door het wondermiddel van Mari - dat ik er elke dag netjes na en voor het slapen gaan op smeer - geneest het snel. De korst is hard en begint af te brokkelen. Het groene goedje smeer ik ook over mijn wangen, waardoor de blauwe gloed zo goed als weggetrokken is.

Ik hijs mezelf in een nachtjapon en eet vlug het opgeschepte eten op; wortels in honingsaus, gerookte kip, broccoli in een pikante saus, brood met kruidenboter en zoete varkenshaasspiesjes. Ik kreun hardop bij het ervaren van de smaaksensaties in mijn mond; ik heb geen fatsoenlijke maaltijd meer genuttigd sinds Emmae me geen dienbladen meer afleverde. De maaltijden thuis, in de Topaswoestijn, zouden hier in het kasteel hoogstens de titel 'voorgerecht' behalen. Ik geniet van het volle gevoel in mijn buik.

Na het eten kruip ik onder de dekens. Onwillekeurig schieten mijn gedachten naar Joa. Drie nachten zijn er verstreken sinds hij me achter gelaten heeft in de onwetendheid, duizelig van de vragen en hunkerend naar antwoorden. Hydra. Het woord spookt de afgelopen dagen continu door mijn hoofd.

Maar ook die nacht komt Joa niet langs. De volgende ochtend word ik gewekt door Emmae, die me in een jurk hijst. Eerlijk gezegd kon ik wel wennen aan de warme gevoerde broeken en de wollige truien, die me doen denken aan thuis. Traditioneel is de herjab; de kleding die de mensen van mijn volk - het woestijnvolk - dragen tijdens feesten. Het is een combinatie van een broek en een truitje, beide gemaakt van een wijde, lichte, haast doorschijnende stof die aanvoelt als de dansende wind. Het truitje komt maar tot de navel, waardoor een deel van de huid te zien is. Hier in kasteel Ivor Thorn lijkt mijn soort kleding ronduit ongepast te zijn. De jurken die Emmae, Mari en ik dragen bedekken zoveel mogelijk huid, laten geen vel over om geteisterd te kunnen worden door de koude wind die tussen de stenen muren raast.

'Emmae.'

De handen van het dienstmeisje - het meisje met een krijgswil, weet ik nu - blijven tijdens het vlechten van mijn haar stil hangen.

'Waar zijn de vertrekken van de prins?'

Haar ogen schieten naar de mijne, vangen mijn blik in de spiegel. 'Waarom vraag je dat?' Onbewust geeft ze een rukje aan mijn haar.

'Zomaar. Ik wil weten waar ik hem overdag kan vinden.'

'Wat ongepast,' snuift ze. 'Toen je hier net binnenkwam, Elody, heb ik je een advies meegegeven: blijf bij hem uit de buurt. Hij is prikkelbaar, wraakzuchtig, arrogant en maakt tot slot gebruik van fysieke straffen. Waarom zou je hem op willen zoeken?' Die vraag verlaat haar mond als een zucht. Ik besluit er niet tegenin te gaan, haar niet uit te leggen dat ik de kamers wil vermijden, koste wat het kost. Ik ben er namelijk zeker van: nu Joa mij in het duister laat tasten en ik erachter ben dat het personeel dingen verzwijgt en geheimzinnig om de waarheid heen walst, is het tijd om zelf op onderzoek te gaan. En de prins mag er absoluut geen lucht van krijgen.

Het lot van het serpent Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu