Hoofdstuk 3.

29 3 7
                                    

'U kijkt alsof u zojuist een lijk hebt gezien. Gaat alles goed met u?'

De oude man was naar de bar toegelopen en keek me onderzoekend aan, ik was zo in shock dat ik het niet eens gezien had.

Natuurlijk ging het niet goed hier, had ik potjandorrie maar lijken gezien. Ze leken springlevend, terwijl hun lijf aan de kant van de levenden, aan gort was. Dat kon toch niet anders? Wat als ik ze niet weg zou krijgen? Bleven ze hier dan voor eeuwig steken?

Verward keek ik hem aan en knikte.
'Kan ik iets voor u doen?'

'Nog een van hetzelfde, alstublieft.'

Ik knikte en deed een heleboel anti-kwellings bij de jonge jenever.

De man pakte het van de bar en nam een slok.

Stamelend excuseerde ik mij en liep gehaast naar het toilet en plofte neer op de bril. Ik had het toilet nog nooit zo uitvoerig bekeken. De tegels die eigenlijk spierwit hoorden te zijn, waren inmiddels beige geworden. De witte kitnaden zaten vol zwarte stof. Als dit voorbij was zou ik het toilet grondig laten renoveren.

Wanhopig sloot ik weer mijn ogen en zocht dit keer contact met mijn collega ondernemers.

Er werd niet geantwoord.

Ik probeerde het hiernamaals te contacten maar ook daar werd niet opgenomen.

Wat was hier in hemelsnaam aan de hand? Tobten zij met dezelfde zaken?

'Neem het vrouwentoilet dan gewoon.' Hoorde ik Kathinka zeggen.

Ik rechtte mijn rug.

'Ja, en dan gezeik krijgen omdat ik over de bril heb gezeken, zeker?' Bromde de grote man.

Er werd een aantal keer hard op de deur gebonsd. Ongewild kromp ik in een.

'He, schiet eens op, we willen bier en ik moet zeiken,' bromde de grote man.

Snel scheurde ik wat wcpapier af en snoot mijn neus. Stond op, gooide de prop erin en trok door.

'Ik kom eraan.'

Met een geforceerde glimlach op mijn gezicht stapte ik naar buiten. Ik moest ze niet laten merken dat ik bang was. Ik stond hier boven, mijn jarenlange ervaring en kalme brein zouden mij hier doorheen helpen.

Kathinka stond tegen de muur aangeleund. Haar blauwe ogen lichtten op toen ze me zag en haar blik fixeerde zich op mijn edele delen.

Ik voelde dat ik knalrood werd.

'Zo, eindelijk klaar, mannetje?' Lachte de grote man smalend terwijl hij letterlijk en figuurlijk op me neer keek.

Ik voelde me nog kleiner worden.

De oude man kwam net om de hoek gelopen. 'Zo een rij voor het toilet? Is er ook een toilet met hoge opstap?'

Dat was de druppel. Het werd me teveel. Ik moest het noodprotocol in werking laten gaan. Zou het allemaal nog wel werken? Bij de laatste inspectie had ik beweerd van wel, maar ik had het al tientallen jaren niet uitgetest. Met grote stappen liep ik zonder iets te zeggen de gang uit, het café weer in.

Het voelde als een klap in mijn gezicht toen ik plots een kleine meisje van een jaar of vijf onder een van de tafeltjes zag zitten. Stokstijf stond ik stil.
Ze rolde giegelend een onderzettertje heen en weer. Haar twee oranje vlechtjes bewogen bij elke beweging die ze deed speels mee.

Tweestrijd maakte zich van mij meester. Ik kon haar hier toch niet laten, tussen die loenatiks? Ze is al morsdood, Samuel. Morsdood. Ja maar haar onschuldig ziel dan?

Stemmen en naderende voetstappen. Kathinka en haar mannenharem.

Mijn instict nam het over. Met grote stappen liep ik naar de bar. Ik zakte door mijn knieën en taste met mijn handen het hout af. Waar zat het verborgen paneel? Jazeker, meneer, om de zes maanden controleer ik hier de veiligheidsmaatregelen.
Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan.
Ik drukte op alle mogelijke kieren in het hout en plots hoorde ik een klik. Het paneel schoof open. Een kleine donkere ruimte met trap naar beneden werd zichtbaar. Snel kroop ik naar binnen en schoof achter me zo geruisloos mogelijk het paneel dicht.

Het Bruine Café 'De Splitsing' [ONC 2024]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu