hoofdstuk 6

4 1 0
                                    

Pov: Remus
Afterlife

Ik word na een lange nacht wakker, met kramp in mijn nek, en heel veel stijve spieren. Het duurt een paar seconden tot ik erachter kom dat ik in een grot, tegen een paaltje in slaap ben gevallen. Ik ga met heel veel moeite overeind zitten en kijk eens wat beter om me heen. De grot ziet er niet heel ongezellig uit: er is een plek waar mijn ontvoerders gister avond een vuurtje hebben gestookt, er staan meer houten palen, met varkens eraan vast. Er is ook een tafel met zes stoelen. Ik zoek naar de plek waar mijn ontvoerders geslapen moeten hebben, maar ik zie nergens iets van een bed of zo. Ik zie wel een stapel hooi en mos, en maak daar uit op dat ze daar geslapen moeten hebben.

Het is een aangename temperatuur hier, in deze grot, al was het vannacht behoorlijk fris.

Door het feit dat de mensen die me hadden ontvoert, er gisteren zo lang over gedaan hebben om eindelijk een vuurtje te maken, maak ik op dat het waarschijnlijk dreuzels zijn. Ik ben dan ook nog steeds heel blij dat ik mijn toverstok goed verstopt heb. Mocht het ooit aankomen op een gevecht, ben ik bijna zeker dat ik win, omdat een toverstok nou eenmaal veel krachtiger is dan een zwaard of mes.

'Hé! Sukkel! Sta es op! Ik heb geen zin om te wachten!' word in mijn oor geschreeuwd. Ik ben eigenlijk best benieuwd wat we vandaag gaan doen, maar ik heb me al voorbereid op het ergste: martelingen en andere pijnlijke dingen die ongure mensen zoals deze doen. ik sta zonder zeuren op, wat heel fijn is aangezien ik de hele nacht in een krappe positie eb doorgebracht en me nu eindelijk even kan uit strekken. 

Ik loop achter de dreuzels aan de grot uit. We lopen een bos in. Aan de regen plassen te zien, heeft het vannacht geregend, maar nu schijnt het zonnetje weer. Na ongeveer een half uur door het bos te hebben gelopen, komen we bij een weg uit. Of nou ja, voor zo ver je het een weg kan noemen. Het is wel duidelijk dat het ooit een weg was geweest, maar dat er al een lange tijd niemand meer overheen heeft gelopen. 

na nog een paar minuten over de "weg" te hebben gelopen, komen we bij een oude houten blokhut uit. De blokhut is niet in een veel betere staat dan de weg: de planken zijn helemaal verrot, en het dak lijkt bijna in te storten. Ik slaap nog liever buiten dan daar naar binnen gaan, maar omdat ik degene ben die is ontvoert, kunnen die dreuzels me natuurlijk gewoon dwingen om dáar naar binnen te gaan. Wat ze zonder te aarzelen ook doen. Ze duwen de deur van het huisje open, en ik loop zonder te zeuren naar binnen. Een van de ontvoerders doet de deur weer voorzichtig (gelukkig doet hij voorzichtig, anders zou het huis vast en zeker instorten) dicht, terwijl een andere een kast opzij schuift. Onder de kast word een luik zichtbaar. Hij doet het open en ik twijfel een beetje wat ik moet doen. Ik kan namelijk niet zien wat er onder het luik zit: ik zie alleen het begin van een ladder, en daarna is het pikke donker. Ik kan ook mijn toverstok te voorschijn halen, en ze dan allemaal uitmoorden, het enige probleem daarvan is, dat ik nog steeds helemaal niet weet waar ik ben, dus dat ik de weg naar de bewoonde wereld toch niet terug zou kunnen vinden. Plus dat ik geen moordenaar ben. Nee, ik ga gewoon dat gat in, en als het uiteindelijk toch te eng of gevaarlijk word, kan ik door middel van mijn stok altijd nog ontsnappen.

De ladder gaat toch minder diep dan ik had verwacht. Ik denk dat ik ik nu zo'n vijf meter onder de grond zit. Boven me zie ik nog een klein rechthoekig lichtpuntje, wat de bovenkant van de ladder moet zijn. Niet veel later zie ik het laatste lichtpuntje verdwijnen. Naast me zie ik dat er een fakkel word aangestoken. Door het plotselinge licht word ik heel even verdoofd, maar daarna worden de omtrekken van een ondergronds gangenstelsel duidelijk. We staan nu op een "T splitsing". Ik loop achter de vage figuren aan, recht door. We lopen langs allemaal cellen, waarvan de meeste leeg zijn. Ik word ruw een cel ingeduwd. " We komen je zo weer ophalen, de grote V wil je straks vast graag spreken," zegt een van de onbekende mensen. Ik knik simpelweg gewoon kort.

Ik wil eigenlijk heel graag weten door wie ik nu eigenlijk ben ontvoerd. De grote V is waarschijnlijk de leider van de groep in zwarte mantels gehulde schimmen. Ik kijk even de cel door. Het ziet er beter uit dan de grot waar we de vorige nacht hadden doorgebracht, er was namelijk een houten plank, net een beetje boven de grond, met wat hooi erop. Ook stond er aan het einde van de gang met al deze cellen een kachel, om het een beetje een aangename temperatuur te laten zijn. Ik was natuurlijk veel liever niet gevangen, maar het kon erger dan dit.

Hai allemaal,

Ja hoor, Remus leeft nog!! Het gaat heel goed met hem zelfs. Ik snap alleen nog niet helemaal waarom hij zich liet ontvoeren, aangezien hij toch een tovenaar is, zou hij die schimmen makkelijk aankunnen toch? Nou ja ik ben degene die deze fanfic schrijft, dus ik heb ook alle touwtjes in handen. Ik moet nog ff een reden voor hem verzinnen dat hij dat doet dus.

Als je ergens spelfouten ziet, of je hebt inspiratie voor me, laat het weten natuurlijk!

- Agness

(Harry Potter)De afterlife, Moony in gevaarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu