hoofdstuk 3

17 2 0
                                    

Pov: Remus
Afterlife

Als ik wakker word duurt het een tijdje om te bedenken waar ik ben. In dat vage bos natuurlijk. Ik weet niet hoelang ik bewusteloos ben geweest, maar ik weet nog dat het voordat ik flauviel nog licht was en het een zonnige dag was, en ik concludeer daardoor dat het nu wel nacht moet zijn. Ik heb dus in ieder geval iets van drie uur daar gelegen.

Ik kom moeizaam op, maar ga meteen weer liggen door de verschrikkelijke hoofdpijn die ik opeens heb. Na een paar minuten realiseer ik me dat ik hier niet voor altijd kan blijven liggen. Ik sta dus maar op.

Ik blijf een tijdje stil staan, om te kijken of de hoofdpijn een beetje wegzakt, maar dat gebeurt niet, dus besluit ik gewoon verder het bospaadjes af te lopen, ik heb niet echt een keus natuurlijk. Af en toe struikel ik bijna, door mijn vermoeide hoofd, maar dan vang ik mezelf net op tijd op, zodat ik niet met mijn hoofd op de grond val.

Ik ben hier nog maar net en ik ben nu al flauwgevallen en heb hoofdpijn, niet perce wat ik had bedacht bij doodgaan. Als ik na iets van een uurtje lopen bijna weer een pauze wil nemen, denk ik een einde aan dit oneindige bospaadje te zien! Ik krijg meteen weer nieuwe energie en wil meteen weer weg rennen. Alleen bedenk ik me dat ik nog steeds duizelig ben, en val ik met mijn gezicht in het zand.

Ik sta op en loop nu rustig naar het einde van dit ellendige pad. Eindelijk is er een einde! Joehoe! Juich ik in mezelf.

Ik hoef denk ik nog maar zo'n 200 meter te lopen tot het einde van het pas als ik ineens geritsel achter me hoor. Even ben ik bang dat er weer zo'n vogel die kan ontploffen op me af zou komen vliegen, maar als er na een paar seconden nog steeds niets komt, besluit ik gewoon door te lopen.

Na nog maar iets van tien stappen hoor ik weer geritsel, maar deze keer loop ik door alsof het o niets heb gehoord. Als iets me dan aan het achtervolgen is, merk ik het. Ik loop door en inderdaad hoor ik al snel weer wat geritsel. Nu besluit ik om me in een keer abrupt om te draaien, zodat de achtervolger het niet aan zal zien komen.

Ik draai me om, en daar, aan de rand van het paadje, bijna in het bos, staat een gestalte met een zwarte mantel aan. De zwarte mantel heeft een grote kap, die de schim over zijn hoofd heeft getrokken. Zijn hele gezicht was niet te zien in de schaduw van de kap. Ik knipper een paar keer met mijn ogen, want misschien hallucineer ik dit me allemaal. Maar nee, ik ben er bijna zeker dat de gestalte er echt staat.

Ik schrik op als er ineens nog een gestalte aan komt lopen, rechts van mij. Ook deze persoon heeft een gitzwarte mantel aan, net als de andere persoon. Ik blijf ze aanstaren als ik een stem achter me hoor: ' Als je meewerkt, zal het ook minder pijn doen, en zullen we je vrienden misschien sparen...'

Wacht, wat!? Ik moet meewerken? Met wat? Huh? In mijn hoofd komen allemaal vragen op, mijn hoofd slaat echt helemaal op hol, maar het enige wat ik tegen de onbekende zeg is: "Oké." Ik ben eigenlijk best wel heel erg teleur gesteld in mezelf, dat ik dat zei, want nu weet ik niet wat die mensen met mij gaan doen.

" Mooi zo," zegt het gestalte rechts van me. " Lopen dan!" Schreeuwt hij er direct achteraan. Omdat ik nog steeds duizelig ben en een beetje pijn aan mijn heup heb door al dat lopen, ben ik niet zo snel. Ik doe wel mijn best hoor, daar niet van, het is meer dat ik het echt niet fout wil doen tegenover de ontvoerders, omdat ik bang ben voor een pak slaag als ik val.

Maar helaas is dat precies wat er gebeurt. Ik val, met mijn linker knie op een scherpe steen. Ik hoor mijn knie knakken, maar weet wel bijna zeker dat hij niet gebroken is.

Maar, Oh, wat doet het toch veel pijn! Ik schreeuw het uit en grijp naar mijn knie. Ondertussen voel ik ook een harde tik op mijn hoofd. Ik kijk om en zie een gedaante met een lange tak in de aanslag achter me staan.

En dat zet me aan het denken. Kon die man niet gewoon zijn toverstok gebruiken? Wat als hij er geen heeft? Of wat als hij een dreuzel is? Ik hoop dat hij een dreuzel is, dan kan ik hem makkelijk verslaan. Ik zou hem nooit vermoorden, maar ik zou heb wel kunnen verslaan.

Dat brengt me ook op het slimme idee om mijn toverstok goed verborgen te houden, want als ze hem vinden, denken ze vast dat ik er iets mee van plan ben, hen slaan of zo, en dan zouden ze hem afpakken. En dat kan ik nu echt niet gebruiken.

Ik slik mijn tranen in en sta (met veel moeite) weer op en strompel verder. We zijn eindelijk bij het einde van dit bospaadje. Ik zie een gezellig boerderijtje met een kleine wei ervoor. In de wei staan een paar paarden en een hond. Ik loop verder met een ruime bocht om de boerderij heen.

Soms struikel ik over een steen, of gewoon over mijn eigen voeten, en dan val ik bijna, maar weet ik mezelf toch weer op te vangen. Gelukkig, want de nare gestaltes lopen nog altijd met me mee.

Als we om de boerderij heen gelopen zijn, zie ik een dorpje liggen, een paar honderd meter verderop, aan de voet heuvel ( waar we blijkbaar op staan).

Ik verheug me om in dat kleine dorpje daar rond te kijken, maar ik had te vroeg gejuicht en de onbekende mensen in gewaden dwongen me een klein dun paadje op, wat me niet opgevallen zou zijn als ik er zelf langs zou lopen.

We lopen nog iets van tweehonderd meter door en dan komen we bij een grot. Ik moet naar binnen en mag even lekker op de harde stenen vloer gaan zitten. Daarna binden de mensen mijn handen vast achter mijn rug, en vinden ze mij vast aan een klein houten paaltjes die ze op een iets zachter stuk in de grond hadden geslagen.

Ik kan geen kant meer op...


Hai allemaal,

Hier is het wat spannendere hoofdstuk dat ik had beloofd. Ookal moet ik eerlijk zeggen dat ik er nog niet helemaal tevreden over ben. Ook dit hoofdstuk heeft een cliffhanger, en volgens mij gaat het pas over twee hoofdstukken weer verder vanuit Remus' pov.

Als je ergens spelfouten ziet, of je hebt inspiratie voor me, laat het weten natuurlijk!

- Agness

(Harry Potter)De afterlife, Moony in gevaarWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu