Hoofdstuk 5

11 2 3
                                    

Ik word wakker van geklop op mijn deur. Het geluid dreunt door mijn hoofd alsof er een muziek box in mijn hersenen zit die zojuist op hol is geslagen. Een diepe zucht verlaat mijn mond. Ik haat het als ik vermoeider opsta dan dat ik naar bed ging. Weer dat geklop. 'Auria.' De schelle stem van de directrice snijdt als een vlijmscherp mes door mijn brein.

Ik grijp naar mijn hoofd. 'Ja, mevrouw Milligan,' mompel ik.

'Het mag dan wel je verjaardag zijn, maar zo lang in je bed blijven liggen is niet toegestaan en dat weet je. Dat je één van de Uitverkorenen bent, betekent niet dat de regels ineens niet meer voor jou gelden!'

'Het spijt me. Ik heb me verslapen.' Ik wrijf met de muis van mijn hand over mijn voorhoofd in de hoop mijn hoofdpijn te verlichten.

'Over een kwartier is het ontbijt uur afgelopen.' Dan hoor ik mevrouw Milligans hakken op de stenen vloer, eerst hard en daarna steeds zachter. Als ik het niet meer hoor, zucht ik. Dit ga ik nooit meer redden. Ik ben niet één van de voetbalspelers. Lekker begin van mijn verjaardag dit.

Ik schud mijn hoofd. Geen zelfmedelijden, Auria. Daar help je jezelf niet mee. Met mijn ogen nog half dicht loop ik naar de gezamenlijke badkamer. Je verslapen heeft toch één klein voordeel: je hebt de badkamer voor je alleen zonder het geschreeuw van de andere meiden aan je hoofd dat iemand de shampoo heeft opgemaakt of dat iemand op moet schieten omdat anders al het warme water al op is. In alle rust laat ik het warme water over me heen lopen en wrijf de slaap uit mijn ogen. Een klein zenuwkriebeltje kietelt de binnenkant van mijn buik. Wat ga ik doen als ik die jongen echt tegenkom in het bos vandaag? Wat zou die speciale training van de Uitverkorenen inhouden? Het blijft toch raar hoe mijn leven in één nacht en één dag zo drastisch kan veranderen. Ineens ben ik niet de hopeloze leerlinge meer, maar iemand met een speciale gave.

Plotseling heb ik de enorme drang om naar beneden te gaan, naar de ontbijtzaal. Zouden de anderen het al gehoord hebben? Hoe zouden ze nu over me denken? Zouden ze me nu verwonderd aankijken in plaats van lachen als ik de eetzaal binnen kom lopen?

In alle haast douche ik me, trek ik mijn kleren aan en struikel haast de trap af om toch nog even mijn klasgenoten te zien. Het ontbijt uur is net voorbij en ik heb al meteen spijt van mijn actie als Chayenne de eetzaal uit komt lopen en recht op mij afkomt. 'Te laat, kleintje. Nu je één van de Uitverkorenen bent, kun je ineens niet meer klokkijken?'

Dat nieuws heeft haar in ieder geval al bereikt. 'Hoe weet je dat?' vraag ik.

'Alle andere Uitverkorenen krijgen dat ook meteen te horen.'

Ik slik moeilijk. 'Bedoel je dat je...'

'Ja, kleintje.' Chayenne kruist haar armen over elkaar heen en kijkt me chagrijnig aan. 'Waarom denk je anders dat ik hier nog altijd zit? Niet iedereen is zo hopeloos als jij. Er is trouwens een zwijgplicht. Je mag het tegen niemand anders zeggen, maar ik denk dat dat bij jou wel goed komt. Er komt toch nooit een stom woord uit jou.'

Even ben ik helemaal van mijn padje af. Chayenne ook?! Ik had het kunnen weten. Maar toch komt het als een shock. 'Ik... ik...'

'Zie je? Dat bedoel ik maar. Zie je bij de gezamenlijke training, kleintje.' En met die woorden laat Chayenne me volledig overrompeld achter. Ik had gedacht dat ik Chayenne nu juist minder zou gaan zien, maar het tegenovergestelde blijkt dus waar. Ik besluit om mijn verjaardag er niet door te laten verzieken. Mijn trainingen beginnen volgende week pas.


Er vormt zich een glimlach om mijn lippen als ik de frisse buitenlucht van het bos inadem. De wind blaast zachtjes in mijn gezicht en ik omarm de vrijheid. 'Oké,' zeg ik zachtjes tegen mezelf. 'Waar beginnen we?' Zo goed ken ik het bos niet.

Ik besluit om een rondje om het Periculum te lopen, terwijl ik ervoor waak dat ik het grote, oude gebouw nog net tussen de bladeren door kan zien.

Als ik weer voor de enorme deuren sta, slaak ik een teleurgestelde zucht. Niets. Wat had ik dan verwacht?

Een tijd lang staar ik besluiteloos voor me uit. En nu? Misschien kan ik toch maar beter naar de bloemist gaan. Zelfs als ik het bos op mijn duimpje zou kennen, is het onbegonnen werk om het hele bos uit te kammen. Ik volg het brede bospad richting de stad, terwijl ik mijn middelvinger over mijn wijsvinger vouw. Laat dat oude vrouwtje er alsjeblieft zitten. Zij zal vast wel iets over die jongen weten.

Krak!
Met een ruk draai ik me om. Ik hou mijn adem in als ik richting de struiken loop waar ik een takje hoorde breken. Met een snel bonkend hart strek ik mijn arm uit. Langzaam sluit ik mijn vingers om de dikke tak van de struik. Ik adem diep in. Kom op, Auria. Bij drie trek je die tak aan de kant. Eén, twee... 'Krakra!'
Ik slaak een gil van schrik als er plots een ekster uit de struiken vliegt en vlak over mijn hoofd weg zoeft. Ik struikel over mijn eigen voeten en voel een pijnlijke schok door mijn ruggengraat schieten als ik achterover op de harde bosgrond val. 'Stomme rotvogel,' mopper ik. Ik krabbel overeind en klop het zand van mijn shirt af. Aan de achterkant zit nu een bruine moddervlek. Het is maar goed dat ik mijn schooluniform niet aan had. Mevrouw Milligan zou woest worden.

Langzaam draai ik een rondje om mijn as terwijl mijn ogen het bos afspeuren. Als ik niks geks zie, vervolg ik mijn weg naar de stad.


Eenmaal aangekomen bij de bloemist krijg ik de volgende teleurstelling te verwerken: de oude vrouw zit er niet. Met een zucht ga ik op het bankje zitten. Ik plant mijn elleboog in mijn bovenbeen en gebruik mijn hand als hoofdsteun. Mijn oog valt op een klein jongetje aan de overkant van de straat dat vol trots een hele grote ijsco van de ijsboer aanneemt terwijl zijn moeder lachend afrekent. Jaloezie borrelt in me op als de moeder het jongetje bij de hand neemt en er vormt zich een brok in mijn keel. Ik mis mijn eigen ouders. Ik mis mama die me altijd verhaaltjes voorlas en papa die plagerig zijn arm boven zijn hoofd hield met in zijn hand de tekenset die ik zo graag wilde hebben. Ik mis de urenlange knuffels van mama als ik een nachtmerrie had gehad en de muur van papa's kantoortje die volhing met tekeningen die ik had gemaakt. Ergens in het achterste deel van mijn hoofd hoor ik mama tegen papa zeggen dat hij toch echt een keer een paar van die tekeningen moest opbergen, omdat mijn nieuwe werken er anders niet meer bij paste. Maar papa vond altijd wel een plekje voor de nieuwe tekeningen, zodat hij niets weg hoefde te stoppen in een la waar hij mijn creaties niet kon bewonderen. Ik glimlach bij de herinnering, maar de brok in mijn keel wordt groter als ik me besef dat ik het beeld niet scherp krijg. Het is een vage vlek van verschillende kleuren, zoals je dat ook ziet als je per ongeluk het bekertje met water waar je je kwast in schoonmaakt over een vel papier gooit.

Opeens voel ik de enorme drang om te schilderen, om het beeld, hoe vaag dan ook, vast te leggen op canvas. Vastberaden sta ik op. Overdag wil de eigenaar van het hobbywinkeltje je daar nog weleens laten schilderen dus als ik het schilderij gewoon daar laat, hoef ik niks het Periculum in te smokkelen. Ze zullen me nooit betrappen.

Met een stevige pas loop ik naar het einde van de straat en sla linksaf. In de verte zie ik het hobbywinkeltje al opdoemen. Het is ideaal dat mijn favoriete winkel op de hoek van de straat staat. Mocht er toch iemand van het Periculum in de stad lopen, kan ik snel om het hoekje verdwijnen en de andere straat in lopen.

Het hobbywinkeltje komt steeds dichterbij en ik zou toch zweren dat ik de geur van verf en terpentine al ruik. Ik ben benieuwd wat voor nieuwe werken ze te koop hebben staan. Waarschijnlijk krijg ik er weer tonnen inspiratie van, waar ik niks mee mag doen. Bij elke stap die ik zet, word ik zenuwachtiger. Ik sta op het punt om een belangrijke regel te overtreden, maar ik kan mezelf niet meer bedwingen. Mijn vingers beginnen te jeuken en ik stel me voor hoe het zal zijn om na al die jaren weer een kwast vast te pakken en mijn creativiteit de vrije loop te laten. Zal het geluid van de kwast, die rustig over het canvasdoek beweegt, net zo'n ontspannend effect op me hebben als vroeger?

Mijn hand ligt al op de deurklink als ik in de reflectie van het glas iemand achter me zie staan. Het is een jongen. Hij heeft zwart haar en pikzwarte ogen...


De Zielverstrengelaars [NL]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu