hoofdstuk 2

146 19 1
                                    

Hij fietst fluitend richting zijn werkplek. De herfstzon schijnt door het vondelpark. Het was even om fietsen maar hij had het er voor over. Alles had hij er voor over om de enige vorm van een rustig landschap tegen te komen in de oh zo drukke stad Amsterdam.

Door zijn oortjes klinkt de muziek. De muziek die het geschreeuw om zijn naam overstemt.

Pas als hij een hand op zijn schouder voelt verminderd hij zijn vaart. "Anus maat!"

Het Brabantse accent schemert door in de stem van de bruinharige jongen. "Ah Rob," lacht Mat, "waarom fiets jij zo tyfes hard man."

Hij moet zacht lachen als hij zijn vaart nog meer mindert en bij het stoplicht zijn oortjes in zijn jaszak steekt. "Omdat ik dadelijk fabel moet openen grote vriend," lacht hij, "en tenzij jij bij het koekemannetje wil wachten dan zal ik hem wel moeten openen hé."

Rob gruwelt bij het idee. Het koekemannetje. Amsterdamser werd het niet. Ja hij werkte bij fabelfriet, de andere toeristische trekpleister, maar alsnog. Hij wilde nog niet doodgevonden worden in het koekemannetje.

"Nee dankje," zucht Rob lachend, "ik wacht nog liever in de regen dan dat ik daar moet wachten."

Mat knikt, "wat hebben ze jou precies aangedaan daar? Jij hebt daar welgeteld twee uur gewerkt toen je alweer bij ons binnen kwam gerend."

In een eerder stadium wisselende de leidinggevende wat personeel. Het was immers van dezelfde bedrijf, tot ze over werden gekocht. Rob was de laatste die daar heeft gewerkt van de jongens.

"De toeristen Mat," zucht hij, "ik zweer die zijn nog erger dan bij ons. Want wij krijgen geen echte Amsterdammers meer, oké op Koen na, maar daar. Gekkenhuis vertel ik je. Gekkenhuis!"

Ze draaien de straat in waar ze moeten zijn en zetten hun fiets aan de achterkant op slot. Koen staat al te wachten en tikt op zijn horloge. "Lekker op tijd heren," schreeuwt hij, "waar is die Roel als je hem nodig hebt? Godsamme ik had nog 30 seconde in m'n nest kunnen liggen."

Hoofdschuddend opent de man de achterkant terwijl hij de mopperende Koen binnen laat. "Ben jij niet met die vreselijke biro van je? Hond dat je bent." Rob zet zijn studentenfiets tegen de schutting en kijkt naar Koen die zijn autosleutels voor zijn gezicht laat wapperen.

"En op jou terug te komen Koen," lacht Mat als hij ook het alarm eraf haalt, "Roel is naar het ziekenhuis voor zijn elleboog."

Koen grimast weer en ziet de jongen nog bewust afgevoerd worden. Twee infuuszakken die omhoog werden gehouden door hun leidinggevende, die zo druk bezig was met een tweede zaak dat Mat en Roel ondertussen als interim werden aangesteld, en de ijsselijke schreeuw van pijn.

"Hoe is het met zijn arm? Mijn vader wil het nog altijd doen als het moet hé!"

De operatie van Raoul was uitgelopen op een heel drama. Zijn arm was gedraaid en door een grove fout van de orthopeed, kon de man niks meer aanvangen met zijn arm.

Koen had meteen zijn vader ingelicht, die er met alle liefde een zaak van wilde maken, maar Raoul wist dit tegen te houden. Hij had al genoeg aan zijn hoofd en had geen behoefte aan nog meer gezeik.

"Ja goed. Hij kan er nog altijd niet veel mee maar ach, je hoort hem nooit klagen."

"Als iemand anders die eigenschap eens over zou nemen," lacht Rob terwijl hij weer een wit fabelshirt aantrekt. Een welgemeende tik van Koen en wat gelach later, opent Mat ook de voorkant van het bedrijf.

"Zeg die Milo van gisteren," begint Koen als hij de zakken friet opent en neergooid boven het frituur, "wat vinden we daar nu eigenlijk van?"

"Aardige gozer lijkt me," beantwoord Rob de vraag, "maar goed dat dachten we bij meerdere hufters. Komt hij vandaag weer werken?"

Fabelmannetje // bankzitters fanficWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu