Alles leek wel een droom, wat er was gebeurd. Op de poef lag Kapille te slapen, in een ongemakkelijke lig houding, met zn mond halfopen en zn gezicht sereen. Ik sloeg het dekbed van me af en pakte die van het bed en nam het mee naar Kapille, om hem vervolgens warm te houden. Deze handelingen werden zachtjes gedaan, om hem niet wakker te maken van zijn slaap.
Hij werd toegedekt, onder mijn deken. Mijn mondhoeken begonnen lichtjes om hoog te krullen. Er was een haarplukje in zn gezicht, die ik langzaam en zachtjes achter zijn oor verstopte. Voorzichtig streelde ik zijn gezicht, zijn zachte wangen die als perziken aanvoelde. waar een lichte blos op stonden en zijn borstelige wenkbrauwen, die zachtjes aanvoelde, zijn gladde kin, zonder stoppels.
Nog steeds lag hij sereen. Hem optillen om op mn bed te leggen zou niet gaan lukken met mijn kracht. Heel stil, kwam ik naast hem liggen op de poef en legde mn hoofd tegen hem zijn lichaam aan, zijn hand vastpakkend en sloot mijn ogen.
Wat later kwam er beweging in en werd er een kus op mn hoofd geplant. "Milella." De stem was zacht maar vragend. Mn ogen gingen open en keken hem aan, in zijn blauwe ogen die op een oceaan leken met golven, waarin je verdronk en verloren was maar weer gevonden werd in zn armen.
"Kapille." sprak ik zijn naam uit. "Hoe gaat het nu?" hij keek me afwachtend met een bezorgde blik aan. "Goed." beantwoordde ik zijn vraag simpel. "Zeker?" Drong hij door en keek me doordringend aan. Onbewust knikte mn hoofd. "Ik had je gevonden op de grond. Wat deed je daar in de kou, zo in de avond?" Zn stem klonk schor. "Er was een trap, die me naar boven leidde."
"Een trap?" Hij keek me vragend aan. "Ja een trap, het kwam vanuit een steen vandaan volgens mij."
Kapille keek me nog bezorgder aan. "Dat is volgens mij geen goed teken Milella. Hoe kom je aan die steen überhaupt?" Hij keek me dit keer dringend aan, zn ogen waren donkerder geworden. Zijn ogen maakte hem puur. "Waarom is het geen goed teken?" Iets greep naar mn hart toen die woorden uitgesproken waren, angst overviel me. "Dat weet ik niet precies, dat zou ik dan aan mn oma moeten gaan vragen." beantwoordde hij stellig de vraag. Met zijn vingers masseerde hij zn slapen en wreef kort in zn ogen. "Hoofdpijn?" Vroeg ik hem. "Van wie heb je die steen gekregen?" Vroeg hij nogmaals."
"Van iemand die per ongeluk tegen me opbotste en zich verontschuldigde dus gaf hij me een steen." dat was mijn korte verhaal over de steen. Kapille leek even te zuchten. "Ik pak de steen wel even." en stond op en pakte de steen van het venster. Het voelde erg koud aan, niet licht maar ook niet zwaar. Kapille bekeek de steen aandachtig. "Het lijkt op een maansteen, alsof het van de maan is afgeplukt, al die groeven en kraters die er in zitten en de kleur. Zo ziet de maan er ook uit."
De woorden moesten een plek in mn geheugen vinden en lieten zich daar in nestelen. Een steen dat rechtstreeks van de maan afkomt, hoe komt zoiets hier op aarde. Alleen astronauten die op de maan zijn geweest, konden een stuk van de maan meenemen, maar geen van alle had dat gedaan. Dus hoe kan dit stuk dan op de kamer zijn in Kapille's handen. Het was een groot mysterie, netzoals de maan zelf is. omdat de zon altijd maar op één kant van de Maan schijnt, waardoor de andere kant van de maan in schaduw wordt verhuld en verborgen blijft voor de mens. We zullen de andere kant nooit kennen, tenzij je naar de maan gaat en dan de andere kant vast legt op film.-
We zaten op een oud versleten bank, die uit de jaren 60 kwam.
Voor ons op het tafeltje, stonden twee dampende kopjes te stomen. We keken allebei baar de stoel, waarin Kapille zijn oma inzat. Ze had haar witte haren in een slordige knot gedaan, waardoor er verdwaalde plukken langs haar gezicht hingen. Ze had een lange donkerblauwe rok aan me daarboven een bloemetjes blouse. "Zo, en wat brengt jullie kinders mij hier?" Haar gezicht had een zachte gloed over zich heen. Ze keek ons één voor één aan met haar donkerbruine kijkers, die omringd werden door rimpels. Kapille haalde de steen, die hij mee had genomen uit zijn zak, tevoorschijn en liet die aan zijn grootmoeder zien. "Dit." ze staarde geschokt naar de steen vol kraters en groeven. Ze leek erdoor in de trance gebracht te zijn. Toen keek ze ons weer aan. "Ik zal jullie wat laten zien." ze stond op en liep naar de boekenkast, die vol stond met boeken. Voorzichtig pakte ik de mok met de thee en blies nog even en nam toen een klein slokje van de thee dat meteen in de keel brandde en verder de warmte door mn lichaam verspreidde.
Ze kwam aangelopen met een dik leren boek. Het boek was verder versierd met gouden letters en kronkelingen. Ze sloeg het boek open en bladerde door de vergeelde bladeren die zo door de jaren heen waren vergeeld en stuitte op een bladzijde uit die ze nodig had. Haar ogen lazen de regels zorgvuldig en liet het ons toen zien. Het boek lag op Kapille zijn schoot, met gekrulde letters en een illustratie dat de tekst verklaarde. Er was een trap geïllustreerd, die er zo uitzag waar ik gister op liep. de trap kwam uit op een deur. Toen we de tekst hadden gelezen, gaf Kapille het boek terug aan zijn oma. "Wat betekend dit verder?" Vroeg ik. Ze keek me aan.
"Dat houd in dat ze je hebben gekozen. Waarvoor, dat blijft altijd een groot mysterie. Maar je bent speciaal, dat je dit geschenk hebt gekregen. Het is niks ernstig, je hoeft dus geen zorgen te gaan maken." Glimlachte ze me toe.
"Maar wie is 'ze', over wie hebben we het dan." In de bruine ogen, kwam er een lichte verbaasde uitdrukking op te staan. "Met ze, bedoelen we de Lata's. De meest machtigste groep mensen, van ons soort, jouw soort." Haar bruine ogen rustte in die van mij, ze keek me zacht aan. "Mijn soort?" Me mn wenkbrauwen opgetrokken. "Ja, jouw soort mijn meisje." Een hoest kwam uit haar keel en deed haar keel even schrapen. "Je bent een mens, maar een speciaal mens."
Kapille zocht mn hand en verstrengelde daarmee zn vingers mee. "Wat voor een, kan ik je niet zeggen, omdat ik het zelf niet weet." ze sloeg haar ogen neer.
"Heel erg bedankt voor deze informatie." Met een oprechte glimlach, die ik haar schonk.
Ze zag er uit als een hele lieve dame, die veel goeds wilde voor iedereen, al leed ze er misschien zelf aan onder. "Leuk om je weer te gezien te hebben Milella." Toen we de deur uit gingen. Kapille nam zijn oma in zn armen en lachte. "Ook weer fijn om je weer te zien hebben oma."
"Jongen, kom eens vaker langs je oma toe, dat vind ze gezellig." Lachte ze. "Ja oma, zal ik doen." Grinnikte hij en liep de deur uit. Samen zwaaide we zn oma uit, totdat ze uit het zicht was.

JE LEEST
Toen hij er niet meer was
Teen FictionHet leven gaat door. Het leven om je heen. De bladeren dansen nog steeds mee met de wind. De wolken reizen steeds verder af naar een nieuwe plek. De bloemen blijven maar doorgroeien. Zelfs de gedachtes in mijn hoofd blijven maar doorgaan. Terwij...