1

15 0 0
                                        

In het veld, vol bloemen en lange grassprieten scheen de zon laag, net boven de heuvels. De zon gaf alles een rood gouden gloed. Wat het zo hemels en onwerkelijk maakte.
Daar liepen ze, als twee engelen hand in hand, verlicht door de gouden stralen die naar hun reikte. Haar goudblonde lokken besprenkeld met bloemenblaadjes.
Ze huppelde en rende en lachte naar de lucht en stootte elkaar om. Waardoor ze beide lachend in het veld lagen, omringd door bloemen. Daar lagen ze lief en zo teder, naar elkaar kijkend. Hun liefde voor elkaar was groot, groter dan iemand zich kon bedenken.
Hun handen verstrengelde zich in elkaar en hij gaf haar een kus, een zachte tedere kus. Ze keken naar boven, hoe de lucht langzaam iedere seconden veranderde. Ze zouden nooit naar dezelfde lucht kijken, dat is onmogelijk. Elk moment, elke seconden was de lucht net iets anders. Zonder dat het mensen oog dat door heeft.
Mensen kunnen dat niet waarnemen, ze kunnen het alleen waarnemen wanneer ze er elke seconden een foto van maken. Dan pas kan het mensen oog het waarnemen.
Voor de mens lijkt het alsof de lucht langzaam overgaat naar een andere kleur, wat voor hun gevoel geleidelijk gaat en erg langzaam.
Net zoals water in een rivier, je zult nooit in dezelfde rivier stappen wanneer je een minuut geleden erin hebt gestaan en weer in de rivier gaat staan op dezelfde plek.
Het water heeft zich al weer een weg gebaand, verder naar waar het water zich zelf zal leiden. Dus je zult nooit in hetzelfde water staan.
De zon verschool zich al deels achter de donkere heuvels. De heuvels leken een energieveld om zich heen te hebben.
Dat zullen ze ook wel hebben, als je heel goed kijkt naar het randje van de heuvel dan zie je vast een randje energie van de heuvel. Het leven van de heuvel.
Nog steeds lagen die twee samen in het veld, ze waren tegen elkaar aan gekropen, om zichzelf te beschermen tegen de kou die zal komen wanneer de zon helemaal wegzakt in de diepte.
Zijn arm over haar heen, als een veld van warmte. Hun energievelden doorkruiste elkaar waardoor hun warmte verhoogd werd en ze vredig in slaap vielen.
In het donker, van stilte. Het enige wat je hoorde was het stromen van het water in de verte. Een grote zwerm vogels vlogen langs hen heen, het zou een mooi beeld zijn geweest als ze waren tijdens de zonsondergang. Nu scheen de maan, zwakjes maar toch zo helder. De maan zelf was ook omring door een energieveld, met regenboogkleurtjes. Dat zou de ware kleur zijn van de maan. Verder had de maan een gouden gloed over haar heen. Zo werden de vogels verlicht, duister. Het gaf een angstaanjagende beeld, alsof ze dingen zouden opslokken in het duister.
Zij waren de duisternis.
Een lage gouden zon scheen weer boven de heuvels. Het licht reikte naar de slapende gezichten. Er waren een paar vogels die zongen als snaren van een harp. Bloemen vergeurde weer, waardoor de geur zich in de neus door drong. Het rook naar jasmijn, Lotus, madeliefjes, kamille, gemengd met nog meer geuren. Ze werden wakker en keken elkaar lieflijk aan. Ze legde haar hoofd op zijn schouder en genoot. Vanachter het hoge gras, verschenen twee rode oren. Herfstrood, ze naderde hun kant op. Er verscheen steeds meer herfstrood kleur in zicht. Het was een vos, het vosje liep rondjes om hen heen en kwam steeds dichterbij. Hij snuffelde eerst aan de bloemetjes die overweldigend roken en raakte toen met zijn zachte satijnen snuit een voet van het meisje.
Ze bekeek het vosje aandachtig, hoe het zich bewoog en een pas achteruit nam wanneer ze met haar tenen wiebelde.
Uiteindelijk liep het vosje weer weg, de heide in. De zon begon steeds hoger aan de hemel te staan, je kon de warmte al aanvoelen die er af kwam. Dat was de energie van de zin, die heel erg ver reikte.
Ze stonden op, ze veegde haar rok goed af en draaide een rondje. Haar haren wapperde mee met de wind die er was toen ze draaide. Hij keek naar haar, alsof ze magie was, iets moois, iets bijzonders. Dat is wat ze was.

-

Hun schaduwen achtervolgde hun stappen die ze maakte. Iedere beweging, iedere reflectie van hun lichamen.
De schaduwen zouden zo hun eigen leven kunnen beginnen, een eigen verhaal, los van het persoon of voorwerp waaruit ze ontstaan.
Schaduwen maken dingen mysterieus, verkoelend, verduisterend. Een schaduw kun je ook aanzien als een ziel van iets.
Wat zich dus weergeeft aan de buitenwereld, dat buiten het lichaam betreed.
Zielen zijn een mooi puur weergave van een mens, hun innerlijk. Niet dat alles meteen in de ziel gezien kan worden, dat kan pas wanneer je er goed naar kijkt, maar ook naar de persoon zelf en dan naar je eigen hart van binnen. Wat daar gaande is.
'Millela.' riep een stem zomaar uit het niets. Er was niks te zien, er was geen persoon om te zien, er was geen ziel om te voelen. Er was niks. Maar toch riep er iemand Millela. Het leek uit het Oosten vandaan te komen, waar zich een lange weg bevond met daarachter ver in de horizon bergen waren.
Om de weg heen was er droge verdorde zand, dat vergezeld werd met cactussen. De hitte van de zon brandde zo door je kleding heen en zou zo je ziel kunnen verbranden.
'Hallo?' de stem klonk raar, ruw en schor. Dit geluid kwam uit mijn mond vandaan, een onbekende stem. Vervreemd van mezelf.
Maar er leek niks uit de verte te komen, behalve de wind die aan kwam waaien en zand met zich mee droeg. Wat zand in de mond deed veroorzaken, er zat overal zand.
Het was niet fijn, je kon het knarsetanden van je eigen kaak horen, het zand dat tussen je kiezen werd vermaalt. Zo werd de keel nog droger, doordat er zoveel warmte was en geen water. Verloor je vocht door dat je lichaam het vocht uitzette door de warmte, om je niet te laten uit te drogen. Het lichaam is een bijzonder iets, een magische machine dat zich zelf te werk stelt zonder dat je erover hoeft na te denken.
De voeten begonnen zelf ook te lopen, om zich verder te verplaatsen dan waar het nu stond. Het moest ergens heen, naar het water om de keel weer spraakzaam te maken, maar ook om weer een sterkere energieveld te krijgen.
'Millela.' daar was het weer, die stem, die mijn naam riep. Het leek steeds dichterbij te komen, maar hoe gaat dat, wanneer je geen enkele silhouette kunt vinden in het beeld dat je voor je hebt.
'Wat is er?' dit keer was het minder schor. De voeten stonden stil en luisterde naar het geluid om zich heen, het enige wat je goed kon horen was de stilte en een zacht geruis van de wind. Verder was het erg stil.
'Neem wat te drinken.' sprak de stem weer. Alsof het naast me bevond, naast me knielde en de dingen beveelde. Ineens stroomde er koude vloeistof langs het keelgat op weg naar de buik.
'Goed zo meisje.'
de keel voelde al beter aan, er was wel een klein beetje steek van de droogheid die de keel had.
Nog steeds was er verder niks te zien, de hemel was zo helderblauw. Er was geen wolkje aan de lucht die wat variatie zou aanbrengen aan de lucht.
Het kon net de oceaan zijn, maar dan van onderaf.
Wat was dit voor een gebied, is dit allemaal wel echt. De hitte die je voelt branden, de droogheid die in de keel ontstaat, de leegte die niet vervuld wordt met andere zielen. Energie bollen verschenen plots aan de lucht, blauwe energiebollen die naar beneden daalde. Ze gingen deze kant op, naar mij toe waar mijn voeten in het hete zand stonden.
De bollen raasde naar me toe en klapte tegen me op.

Stilte, die te stil was. Alsof er nooit een geluid had bestaan, nooit een woord, nooit een stem, nooit geruis, nooit gelach, nooit gepraat. Alles was ook zo donker, alsof er nooit een beeld heeft bestaan, geen zicht, geen plaatje, geen kleur, geen vormen.
Alleen maar leegte, ook leegte vanbinnen. Dingen die je kwijt bent, je bent zelf een groot deel van jezelf verloren.
Ineens brandde er fel licht in mijn oog. "Je bent wakker!" Riep een enthousiaste hoge stem. Het persoon keek erg blij, met haar stralende ogen en een grote glimlach. Verdwaasd keken de ogen om zich heen. Scannend waar ze zich bevonden.
Het enige wat binnenschoot was een kamer, in het ziekenhuis. Omdat alles zo wit afstak van het persoon en het rook er ook chemisch, chemische lucht dat meteen de reuk aantastte. De stembanden wilde wat zeggen, hun werk doen, maar er kwam alleen maar zacht gemompel uit. De vrouw keek mee vragend aan. Nog steeds proberend, gingen de stembanden aan het werk. "Waar ben ik?" Het kwam er vermoeiend uit, het koste erg veel energie. Ze keek me een beetje zorgelijk aan. "Je bent in het ziekenhuis." dit keer klonk haar stem grauwig, kil.
"Je hebt een ongeluk gehad." vervolgde ze. Blijkbaar had ze mn vragende blik ontvangen. "Je verdronk, op het laatste moment kon iemand je nog redden."
Ze slikte even en keek me aan. haar fonkelende stralende ogen waren nu dit keer gevuld met tranen. "We dachten dat je dood zou zijn, het niet meer overleven.." even snikte ze en glimlachte. "Maar je bent er weer."
En ze gaf me een aai over mn bol. Haar aanraking zond een energie over me heen. Wat een raar overwelmend gevoel was. Wie was deze vrouw eigenlijk, ze kon dan het verhaal vertellen wat er gebeurd was, maar wat is haar rol in het verhaal. Wat was mijn rol in het verhaal, wat voor een persoon.
Met gepeinsde ogen en proberend de herinneringen terug te halen, kwamen er moeizaam herinneringen naar boven. Zelfs dat verstikkende gevoel in het water, wanneer het water de longen bijna plat drukte en mn longen naar lucht wilde happen, maar dat niet kon. een zwaar gevoel was dat, op de borst. Maar het ging alweer weg, toen er een andere herinnering naar boven kwam. Beelden van een tijdje geleden, voor het verdrinken.
Daar was weer die jongen, met het meisje. Ze liepen hand in hand de verlaten straten over. Ergens werden ze licht verlicht door energielicht. dat om hun heen zwermde, als schild.
Ze lachte, hij keek haar verliefd aan met zijn blauwe donkere ogen. Een oceaan waarin ze verdronk en verdwaalde maar weer gevonden werd door zijn hand die ze vast hield.
Ze keek hem aan, met haar fonkelende ogen en ze porde hem in zijn zij waarop hij in een reflex kromp en een leuk geluidje maakte. Ze vond het leuk om hem zo te zien, dus porde ze hem nog een keer in de zij. "Millela, niet doen." lachte hij. Met een serieus gezicht dat mislukte keek hij haar aan. Aan zijn gezicht was af te lezen dat hij het oke vond en probeerde ze het nog een keer. Dit keer lachte hij harder en bewoog oncontroleerbaar. Toen probeerde hij een poging te wagen om haar te kietelen. "Oke, ik stop al." zei ze lachend.

Toen hij er niet meer wasWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu