3

20 2 3
                                    

POV. JENNIFER
Ik loop rustig naar school, ik denk aan alle verhalen, aan alle tekeningen die Amber heeft gemaakt. Met mij hoofd in een hele andere wereld loop ik de school in en ga opzoek naar Amber, om haar schrijft terug te geven. Ik kan haar niet vinden. Wacht, daar? Wat was dat? Een meisje, ze leek heel veel op mij. Maar dat was niet het enige, ze had middeleeuwse kleren aan. Ik wil net vragen wat ze aan het doen is, maar dan lost ze op in het niets. Vreemd. Ik ben vast nog niet wakker of zo. Ik kijk nog een keer goed en dan loop ik naar mijn kluisje. Verschillende mensen kijken naar me en ik zucht. Tja, populair of niet. Er komt een meisje naar me toe, een brugklasser nog maar. "Wat zou jij doen als je in..." vraagt ze maar ik onderbreek haar. "Nu even niet, ik ben even bezig." Ze kijkt teleurgesteld maar loopt dan weg.

Zuchtend zoek ik mijn boeken in mijn kluisje. "Jennifer?" Ik schrik me rot en laat alles vallen. "wat doe je nou?" Vraagt Amber. "Sorry, ik schrok gewoon heel erg." Dan begint het geluid om ons heen zachter te worden. Verbaast kijken Amber en ik om ons heen iedereen praat gewoon, maar het word steeds zachter. Tot het doodstil is. Geen zuchtje te horen. Dan vervagen ze. Een voor een word iedereen doorschijnend. Als geesten. Tervergeefs probeert Amber iemand aan te klampen, maar haar hand gaat dwars door die gene heen. Wij zijn er niet voor hun. En ze gaan gewoon verder. Alsof er niks aan de hand is.

Wacht. Wat gebeurt er? Ik kan zelfs niet tegen Amber praten, hoewel zij de enige is die normaal is. Een heldere noot. Een klank. Nauwelijks meer dan de wind. Een zucht. En dan word. Alles zwart.

°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•°•

"Amber?" Het galmt. Ik voel alles door elkaar. Pijn. Liefde. Geluk. Blijdschap. Boosheid. Verdriet. Vuur. Water. Duisternis. Zweefend in het niets. Weggescheurt. De wereld. De hemel. De hel. Woorden. Letters. Steeds meer. Verhalen. Boeken. Kaarten. Wereld. Vroeger. Weg?

"Jennifer?" Ambers stem brengt me terug. Ik zit. Waarop? "Amber? Waar ben je?" "Hier!" Rechts van me. Ik steek mijn hand uit en voel voorzichtig. Huid. Haar. Ik ben niet alleen. Ze is bij me. "Ben je bang?" Vraag ik. "Ik weet niet. Bang. Tergelijkertijd veilig. Ik denk het niet." Zucht ze. "laten we opstaan. Als dat nog kan, en proberen ergens een uitgang of een muur of zo te vinden." Stel ik voor. Ze is het met me eens. We kunnen hier niet blijven. Niet eeuwig in elk geval.

We lopen. Vijf, tien dertig seconden. Een minuut. Twee. Vijf. Tien. Een kwartier. Een half uur. Een uur. Twee. Drie. Uren lang. Voor ons gevoel. Maar hoe kunnen we de tijd weten? Nergens een klok. Tijdloos. Zo voelt deze plek. Misschien is het ook zo. Zijn we nu Nergens. Nergens met een hoofdletter. Letter. Als ik schrijf, is er ook eerst niets. Dan letters, een verhaal. Komen we straks ook ergens? Of blijft dit zo?

Uren lopen. "Heb je honger?" Vraag ik. "nee, ik voel me leeg. Ik voel helemaal niets. En tegelijkertijd alles. Tijdloos. Mooi woord. Ik denk alleen maar aan woorden. We zijn weer stil. Elk woord heeft duizende echo's. Echo's. Om een echo te krijgen moet het geluid ergens tegenaan komen. Weerkaatsen. Dus er zijn muren. Misschien een deur. Maar we vinden niets. Geen muur. Wel een rand. En die vinden we te laat, we bedenken ons te laat. Een rand. Vallen.

Mijn maag schiet naar boven als ik val. Eerst verstijven mijn spieren en dan kan ik weer denken. Zullen we de rest van ons leven vallen? Tijdloos. En dan bedenk ik het me. Het meisje wat ik op school zag, het woord. Tijdloos was de titel van Ambers verhaal. Dan volgt et een klap. Ik lig op de grond. Licht dringt door mijn oogleden, geluid door mijn oren. Als ik mijn ogen opendoe zal ik zien waar we zijn. Maar ik weet nog niet of ik dat wel wil weten.

Het verhaal van het verhaalWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu