d r i e

26 6 0
                                    

Verward slenterde Lars terug naar huis. Daisy leek zijn verslagenheid aan te voelen, want ze bleef de hele weg stil naast haar baasje lopen.
Lars kon het beeld van het meisje niet kwijt worden. Iedere keer weer schoof ze voor zijn ogen langs, met die wit/geel gestipte jas van haar. Zelfs de regen voelde hij niet meer. Zijn jas was doorweekt, maar de kou die daardoor door zijn lichaam drong, deerde hem niet. Hij zag alleen maar dat meisje met haar gestipte jas en haar donkere ogen.
De kleur van pure chocolade.
En haar tanden! Wat waren die wit geweest tegen haar zongebruinde huid toen ze had geglimlacht om Daisy. Hij vroeg zich af wat voor kleur haar ze had. Door de pluizige stof van haar mutsje had hij dat niet kunnen zien. Haar wimpers en wenkbrauwen waren redelijk donker geweest. Waren haar haren net zo? Of had ze ze geverfd?
Daisy blafte en verbaasd merkte Lars op dat hij peinzend naar zijn spiegelbeeld stond te staren in het raam van de achterdeur. Zachtjes in zichzelf mompelend, trok hij de deur open. Daisy glipte snel naar binnen en schudde haar vacht wild uit. Lachend schermde Lars zich af voor de rondvliegende druppels. Met een handdoek wreef hij Daisy's vacht zo goed mogelijk droog voor hij haar de keuken liet gaan.
Die avond in bed kon Lars de slaap niet vatten. Het meisje bleef maar door zijn hoofd spoken. Iets aan haar had hem geraakt. Iets wat hij zelf nog niet kon plaatsen. Het was een vaag, maar duidelijk aanwezig gevoel in zijn onderbuik. Het maakte hem zenuwachtig. Uiteindelijk, met het exotische uiterlijk van het meisje nog op zijn netvlies, sukkelde hij in slaap.
Er scheen een waterig zonnetje toen Lars en Daisy het park weer inliepen. Lars wist waarom hij weer in het park was, maar hij bleef het tegenover zichzelf ontkennen.
Hij ging gewoon zijn hond uitlaten.
Verder niets.
Daisy daarentegen wist heel goed waarom haar baasje haar weer mee had genomen naar het park. Zodra Lars het hek achter zich had gesloten, schoot Daisy weg over het schelpenpaadje. Lars riep haar nog na, maar de Beagle luisterde niet en rende de bocht om. Lars holde zijn hond snel achterna. Ondanks dat hij nog steeds tegenover zichzelf ontkende waarom hij naar het park was gegaan, knaagde er toch een soort hoop aan hem, die echter al snel vervloog toen hij het lege bankje aantrof. Daisy inspecteerde het houten geval aan alle kanten, alsof het haar zou vertellen waarom het leeg was.
Ondanks alles bleef Lars terugkeren naar het park. Hij ging zelfs een paar keer uit school, zonder Daisy. Het maakte hem boos dat hij zich zo vreemd gedroeg, maar toch kwam hij, onbewust, iedere keer weer terug bij het bankje en iedere keer hoopte hij weer op een wit met geel gestipte jas en een rode paraplu. Maar iedere keer was het bankje leeg.
Iedere keer, tot die ene middag.
Die ene middag toen het weer regende.

Pluviophile (dutch lovestory)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu