Heey lieverds, sorry voor het vreselijk late vervolg. Dit is het laatste deel van mijn verhaal. Horzo? Nou, mijn Nederlands docent heeft per toeval mijn verhaal gelezen en heeft mij verteld dat ik het beter voor mijzelf zou kunnen houden. Dus ik schrijf het verhaal verder voor mezelf en misschien zet ik het over een tijdje alsnog gewoon op wattpad. In ieder geval, dit is voorlopig het laatste hoofdstuk dat ik zal plaatsen. Alsnog veel leesplezier en reacties met eventuele tips kunnen natuurlijk nooit kwaad.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ik was in een witte ruimte. Alles was wit. De muren, het plafond, de vloer, zelfs de jurk die ik aanhad. Het wit was zo fel dat het pijn deed aan mijn ogen. Zo smetteloos. Zo perfect. Net als hij. Hij stond tegenover me. Ook hij had witte kleren aan. Zijn getinte huid stak er mooi tegen af. Zijn ogen staarden naar de grond. Daardoor viel zijn prachtige, glanzende, donkerbruine haar voor zijn gezicht. Ik moest hem aanraken. Ik kon gewoon niet anders. Ik liep naar hem toe. Ik voelde mijn voeten niet eens, het was alsof ze zweefden. Maar toen ik bijna bij hem was, keek hij met een ruk op. Het ging zo snel dat het leek alsof hij nooit bewogen had. Alsof hij zonder te bewegen van houding was veranderd. Van zijn blik bleef ik staan. Het was een doordringende blik. Een blik die zei: je moet naar me luisteren. Het moet. En ik zou luisteren. Ik kon niet veel anders. Ik stond aan de grond genageld. In zijn blik lag een zee van verscholen pijn. En elke druppel uit die zee voelde als een klap in mijn gezicht. Hij deed zijn mond open. HIj fluisterde zacht: 'Jij hebt de gave.' Wat? Waar had hij het over? Als ik me had ik me had kunnen bewegen, had ik mijn wenkbrauw opgetild. Maar ik kon me niet bewegen. Ik stond bevroren, niet in staat ook maar met mijn ogen te knipperen, wachtend tot hij verder zou gaan. Dat deed hij niet. Hij keek me aan. Recht in mijn ogen. Ik kon niet wegkijken. Ik kon niet blozen. Ik stond nog steeds bevroren. Bovendien waren zijn ogen zo mooi ze de mijne gevangen hielden. Hij had groene ogen, donkergroen, met gouden stipjes die glinsterden vanwege al het felle licht. Het benam me de adem. Hij leek wel een engel. Het was stil. Je had een speld kunnen horen vallen. Het een paar seconden geweest kunnen zijn, maar het had ook een paar uur stil kunnen zijn. Ik wist het niet. Het was een oneindig moment van stilte. Op een gegeven moment vervaagde hij even. Nee! Wat gebeurde er? Ik stapte naar hem toe. En nog een stap. Maar hij bleef vervagen. De laatste stappen rende ik naar hem toe. Ik wilde schreeuwen. Ga niet weg! Blijf hier! Wat gebeurt er? Maar mijn lippen kreeg ik niet van elkaar. Toen ik bij hem was, een paar seconden nadat hij begon te vervagen, was hij al verdwenen. Ik stond op de plek waar hij net nog was geweest. 'Kom terug', fluisterde ik. 'Alsjeblieft.' Maar hij kwam niet terug. Ik was alleen in de ruimte. Het wit om mij heen verduisterde. Het werd donkerder en donkerder. Uiteindelijk was er niks anders over dan het zwart. En toen opende ik mijn ogen. Het was maar een droom. Het was niet echt. Maar toen ik realiseerde waar ik lag, bad ik dat de droom realiteit was en de plek waar ik nu lag sleechts een droom...
JE LEEST
Ghost, hoever gaat liefde?
Ficção AdolescenteEen verhaal over angsten, gevaren, moed en bovenal: een onmogelijke liefde.