Hoofdstuk 4: Tris
Nu dat Tobias naar Lynn is vertrokken, neem ik mezelf voor om eens langs Christina te gaan. Hoe zou het nu met haar zijn? Wanneer ik uit mijn bed wil stappen, word ik opgeschrikt door een hard lawaai. Het geluid doet me sterk denken aan de luide vrachtwagens van Vriendschap. Nieuwsgierig wil ik naar buiten lopen, wanneer Caleb me plots tegenhoudt. "Stel dat het de mensen uit Chicago zijn", zegt hij angstig. "Doe niet zo stom", antwoord ik geïrriteerd. "Hoe zouden die hier zelfs geraken? En enkel de mensen uit Vriendschap hebben de beschikking over vrachtwagens. Die durfden ons niet eens een vrachtwagen uit te lenen. Laat staan dat ze er zelf een zouden gebruiken om te vluchten. Die mensen kunnen onmogelijk van Chicago komen". Tot mijn verbasing merk ik dat ik alles wat ik zonet zei niet tegen Caleb zei. Ik zei het tegen mezelf. Ik probeer mezelf te overtuigen dat die mensen niet van Vrienschap kunnen zijn. Dat kan niet, dat mag niet.
Als die mensen echt uit Chicago komen, als ze echt van Vriendschap zijn, dan zou dat betekenen dat onze aanval niet door zou kunnen gaan. We kunnen die onschuldige mensen echt niet in gevaar brengen, en ze zullen er nooit ook maar over denken om zelfs maar een wapen aan te raken, om zelf deel te nemen aan de aanval. Nee, ze mogen niet komen. Nog niet.
Calebs blik klaart op, en ook de greep die mij tegenhield om te gaan kijken, verslapt. Gelukkig. "Nee", zegt gij, "je hebt gelijk, het zullen wel gewoon mensen van het compound zijn die iets komen brengen".
Zonder verder na te denken, loop ik naar de binnenplaats, waar het geluid vandaan kwam.
Op de binnenplaats zie ik een vrachtwagen staan. Ik voel hoe er in mijn maag een knoop wordt gevormd. Dit is een vrachtwagen van Vriendschap. Maar er is niemand te zien. Ik loop een rondje om de vrachtwagen en net wanneer ik besluit dat hij volledig leeg is en er niets te zien is, zie ik dat er een klein meisje in de vrachtwagen zit. Het is een fijn meisje met lichtbruin haar. Ik schat haar acht jaar. Ze draagt rode kleren en gele, vrolijke schoenen. Maar erg vrolijk ziet ze er niet uit. Ze staart met een uitdrukkingsloos gezicht voor zich uit, en merkt mij dan op. Haar ogen worden groot en ze ziet er erg bang uit. "Wat is er?",vraag ik, maar het meisje is te bang om te antwoorden. "Ik doe je niets, maar je moet wel zeggen wat er is, waarom je hier alleen bent. Daarop lijkt ze goed te reageren, want ze ziet er al meteen veel meer op haar gemak uit. Dan begint ze stilletjes te praten.
"Ze zijn weg", zegt ze. "We bleven maar met 2 over, de rest is weg". "Wat bedoel je?", vraag ik. "Wie is weg?". Het meisje zegt: "de rest, 40 andere mensen van Vriendschap. We zijn maar met 2 overgebleven". Ik denk dat ik het begin te snappen, maar ik hoop dat ze niet bedoelt wat ik denk dat ze bedoelt. "Hoe bedoel je?", vraag ik, "wat is er met hen gebeurd?" Ik zie dat het meisje zich ongemakkelijk voelt en ze leunt wat naar voren, in mijn richting. Heel stilletjes fluistert ze: "ze hebben het niet overleefd, de aanval, ze zijn allemaal dood. Weg".
Het is dus wat ik dacht dat het was. Ik kan wel in tranen uitbarsten. Dit is onze schuld. Wij hadden vroeger moeten handelen. Ik hoop dat we niet te laat zijn voor de rest van de bevolking.
Maar dan denk ik aan de woorden van het meisje: We zijn maar met 2 overgebleven.
"Wie is de andere persoon die over is gebleven?", vraag ik hoopvol. Misschien is er toch iemand die ons wat gedetailleerder het verhaal kan vertellen. "Mijn opa Rutger, hij heeft met de vrachtwagen gereden. "Waar is hij nu?", vraag ik. "binnen.", antwoordt ze. En dan hoor ik de geweerschoten.
Het lijkt alsof alles in slow motion gaat. Ik zie van alle kanten mensen staan met het factielozen teken. Ik grijp het Vrienschapsmeisje vast, waarvan ik niet eens de naam ken, en loop met haar naar binnen. Daar zie ik de soldaten van David staan, die naar ons roepen dat we naar de kelders moeten gaan. In de eerste instantie wil zelf ik een geweer zoeken en mee vechten, maar aangezien ik het Vriendschapsmeisje moet beschermen, besluit ik dat het maar beter is hun bevelen op te volgen. Door de gangen van het compound weergalmen de geweerschoten, de gang lijkt geen einde te hebben. Net wanneer ik begin te denken dat ik in de verkeerde gang ben, die naar de eetzaal, zie ik de deur naar de kelders. Waar zou Tobias nu zijn? Is hij wel veilig? Ik schud de gedachten snel van me af. Natuurlijk is hij veilig, hij weet zichzelf wel te redden. Maar eigenlijk is het een gedacht van wanhoop, want de kamer van Lynn ligt helemaal aan de andere kant van het compound, de kant waar meeste de factielozen soldaten vandaan kwamen. En als hij dan veilig is, zal hij dan verstandig genoeg zijn niet op zoek te gaan naar Evelyn, in de gedachten een afspraak of een soort deal te maken? Ik hoop dat hij ondertussen wel beseft dat Evelyn niet echt van hem houdt, maar dat ze hem gewoon gebruikte om meer macht te hebben. Ik loop door de deur van de kelder en gooi hem achter mij snel dicht.
Het is koud in de kelder, kouder dan buiten.
JE LEEST
IV
FanficOmdat ik het niet eens ben met het einde van Samensmelting, heb ik het einde herschreven. Dit boek is mogelijk een hulp bij uw rouwproces in verband met Tris. Het verhaal begint 3 dagen voor de aanval.