Hoofdstuk 1

11 1 0
                                    

Het was een regenachtige zaterdagmiddag. Grijze wolken dreven door de lucht. Domino stond onder een afdakje vlakbij de supermarkt.

'De wolken huilen...' mompelde hij. 'Ze zijn verdrietig.'

Hij haalde zijn handen uit zijn zakken en begon te rennen. Hij werd druipnat van de regen. Het was koud en er was niemand op straat. Iedereen was binnen aan het schuilen. Af en toe reed er een auto langs. Domino sloeg linksaf een steegje in. Het was er erg donker, want er was geen straatverlichting. Opeens hoorde hij een geluid.

'Miauw.' Een klein katje gaf zijn voeten kopjes.

'Hallo kleintje.' zei Domino met een lach op zijn gezicht. Hij knielde op de grond neer en aaide het katje op zijn grijze vacht. Het lichaam van het beestje voelde mager aan.

'Je bent morgen dood als je niet snel iets eet.' fluisterde hij. Hij kon het katje geen eten geven, want hij had zelf al zo weinig. Hij stond op en liep langzaam weg.

'Miaaauuww!!' deed het katje. Domino negeerde het maar gewoon. Hij moest snel naar Lola, zijn zusje. Ze was niet zijn echte zusje. Toen hij zes jaar oud was vond hij een baby in de struiken. Intussen was dat zo'n vijf jaar geleden. Hij was nu twaalf, en Lola was zes jaar oud.

'Miaaauuww!!'

'Oké, oké!' zei Domino. Hij pakte de kat vast bij zijn nekvel en hield hem dicht tegen zich aan.

'Ik denk dat Lola jou wel leuk vind.' mompelde hij, maar toen bedacht hij zich dat de kat hem toch niet kon verstaan. Het dier dacht toch alleen maar aan eten.

'Lola! Ik ben thuis!' riep Domino.

'Grote broer!' riep Lola. Ze stond op en kwam haar broer tegemoet.

'Ik heb iets bij me.' zei Domino. Hij liet het katje aan Lola zien.

'Wat is hij lief!' riep Lola blij uit, en ze pakte het katje uit Domino's handen.

'Denk je dat hij eetbaar is?' vroeg Domino.

'Nee, dat mag je niet doen! Nu is hij van mij!' riep Lola verschrikt uit. Ze hield het katje stevig tegen haar buik.

'Het was maar een grapje!' zei Domino lachend. 'Laten we gaan slapen.'

'En de kat dan? Krijgt hij geen slaapplek?' vroeg Lola.

'Leg hem maar naast je neer.' zei Domino. Hij ging op de grond liggen, hopend dat hij in slaap zou vallen.

Hij woonde met zijn zusje in het oude gedeelte van de stad. Het huis was al jaren niet meer bewoond, dus was hij er maar in gaan wonen. Het huis was zo bouwvallig dat het niet meer verkocht kon worden. Maar voor Domino en Lola was het genoeg. Andere zwervers moesten zich elke dag zorgen maken over een slaapplek. Domino en Lola hadden dat al, dus hoefden ze zich alleen druk te maken over eten. Geld, daar zorgde Domino al voor.

'Slaap lekker! Grote broer!' zei Lola.

'Noem me niet steeds grote broer! Ik ben je broer niet!' zei Domino geërgerd.

'Hoe moet ik je dan noemen?'

'Domino.'

'Maar dat is toch ook niet je echte naam?'

'Nou en. Zo noemt iedereen me, dus jij ook.' zei hij, en hij sloot zijn ogen. Hij deed alsof hij in slaap gevallen was. Even later voelde hij dat Lola tegen hem aan was gekropen, waarna hij in slaap viel.

'Domino! Word wakker!' riep een stem. Langzaam opende Domino zijn ogen. Hij keek om zich heen, maar alles was nog wazig.

'Hoe laat is het?' vroeg hij.

Domino in de RingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu