7. Gevonden

1 0 0
                                    

Erin Hastings:

Ik opende mijn ogen en knalde met mijn hand op de wekker. Het was drie uur in de middag. Die nacht kon ik de rest van de uren niet meer slapen en mijn ogen vielen pas neer wanneer de zon al bovenaan de hemel stond. Toen ik besefte waarom mijn hoofd die rust niet gunde sprong ik omhoog. Ik gooide de dekens van me af en jumpte uit bed om vervolgens snel de op de grond gesmeten kledingstukken aan te trekken. Aan tanden poetsen dacht ik niet en ik trippelde de trap af. Mijn moeder zat beneden aan de keukentafel met haar haren roezig langs haar hoofd hangend te schrijven. Ik ging achter haar staan en volgde haar hand die sierlijk over het papier zweefde. Ze was bloemetjes aan het schetsen. Wanneer ik verder over de tafel gluurde zag ik dat de hele tafel vol lag met allemaal schetsen van bloemetjes. Oké, dat was duidelijk. Ze moest behoorlijk in de put zitten als ze zich zo zou gaan gedragen. Wat moest ik hiermee? Ik liep de ruime keuken in en vulde de waterkoker. Ik pakte een glas uit het keukenkastje en wachtte op de koker tot het klaar was. De telefoon ging af en mijn moeder keek op. Haar betraande ogen sprongen wijd open en staarde naar de telefoon. Ze leken wel uitgedroogd, zo veel had ze gehuild. Haar huid begon te rimpelen en haar mondhoeken stonden omlaag. Ik zette de koker weg en pakte de hoorn op. 'Met Erin.' Aan de andere kant bleef het even stil. 'Goedemiddag. Je spreekt met rechercheur Bricht. Is je moeder thuis?' 'Ja, moment.' Mijn moeder stak haar hand in mijn richting. Ik legde de hoorn tussen haar steenkoude vingers. De rillingen kropen over m'n rug van boven tot onder. 'Ja.' De stem van mams liet de lucht flink doen trillen. Haar stembanden waren net zoals de rest van haar lichaam niet meer in orde. Ik hoorde wat gemompel waarna m'n moeder de hoorn op de tafel legde zonder op te hangen. Ik greep het van tafel en liep de gang op. 'Meneer? Bent u er nog?' 'Ja, waar is mevrouw Hastings?' 'Ze is... Uhm... In shock of zo. Maar vertelt u mij maar wat u te zeggen heeft want zij is er nu niet toe in staat.' De man aan de andere kant van de lijn kuchte. 'We hebben Matz gevonden.' Ik sprong op en juichte. 'Hoe is het met hem?' riep ik door de hoorn. 'Niet zo best. Hij ligt nu in het ziekenhuis waar hij behandeld wordt.' 'En..... En Hermelijn?' stotterde ik. Please laat haar in orde zijn. 'Hermelijn is ook terecht. Maar met haar is het ook niet bepaald goed.' 'Hoezo niet?' 'Ze ligt in coma.' Ik schrok me dood. Mijn lieve vriendinnetje lag in coma? 'Wat? Hoezo? Wat is er gebeurd?' 'Stuur je moeder maar even naar het bureau toe. We praten verder met haar.' Ik hing op. Die sukkel dacht dat ik niet slim genoeg was om te weten dat ik ook recht had op de waarheid. 'Mam, kom. Nu. We gaan naar het bureau.' Mijn moeder keek op en keek me met haar slaperige ogen aan. Ik pakte haar bij haar schouders en schudde haar wakker. 'Mam, ze hebben Matz en Hermelijn gevonden. Kom. Je wilt ze toch zien?' probeerde ik haar gerust te stellen. Haar ogen begonnen wijd open te staan en ze staarde me aan. Ze knikte. Ze kwam overeind en ik pakte haar jas waarin ik haar hielp. Eenmaal op het bureau moesten we wachten op de meneer Bricht. De deur ging open en een man kwam naar buiten. 'Hastings?' vroeg hij aan ons. We knikten. Ik pakte mijn moeders trillende hand en hielp haar overeind. We liepen langs de deur naar binnen en gingen zitten aan de lelijke stoeltjes die aan de langvormige tafel die daar stond stonden. Meneer Bricht ging tegenover ons zitten en vouwde zijn handen in elkaar. Zo'n typische houding voor iemand die op kantoor werkt en me daardoor meteen al irriteerde. Hij stak zijn hand naar voren en ik drukte de mijne erin. Ugh, wat een vies, klam handje was dat. 'Wat is er gebeurd?' Ik kwam meteen ter zake om zijn slappe praatjes te voorkomen. 'Even rustig graag. Ik snap dat....' Mislukt! 'Wat is er gebeurd?! Die geruststellende praatjes van u hebben geen enkele nut voor mij dus zeg maar meteen waar u naar toe wilt.' De ogen van Bricht keken me scherp aan. 'Oké.' Weer vouwde hij zijn handen ongemakkelijk in elkaar. Hij bekeek mijn moeder. 'Gaat het wel met je moeder?' 'Hé meneertje, ik zit er gewoon bij hoor!' snauwde mam. Ik legde mijn hand in de hare ter geruststelling. 'Sorry.' Goh, wat had die man het moeilijk met ons. Niks wat hij deed was goed, haha. 'Oké. Over de zaak. We hadden de zoektocht vanochtend weer ingeschakeld. Matz is gevonden in een steegje in het winkelcentrum. Hij heeft een gebroken arm en er is een overdosis aan alcohol in zijn bloed gevonden waardoor hij hersenbeschadiging heeft opgelopen.' 'En Hermelijn?' Ik keek in een snelle blik naar mijn moeder en zag de tranen die in haar ogen verschenen. Ik kneep even in haar hand en gaf haar een kleine glimlach. 'Hermelijn? We vonden haar in een kale ruimte in een oud pand. Een soort kelder. Er is gebleken dat ze vergiftigd is met koolmonoxide. Ze ligt nu in coma in het ziekenhuis en er wordt haar daar extra zuurstof toegediend in de hoop dat ze weer volledig hersteld en bijkomt.' Hij zuchtte. 'Mogen we naar ze toe?' Hij knikte. Mijn moeder en ik stonden weer op en gaven hem een hand. De dode blik in mams ogen waren weer wat levender geworden en er verscheen een kleine glimlach op haar gezicht. We verlieten het bureau en stapten in de auto om op weg naar het ziekenhuis te gaan. 'Het komt wel goed.' Mam keek mijn richting op en knikte. 'Ik weet het zeker.' Ze pakte het stuur stevig vast en startte de auto. De motor ging aan en we reden van de parkeerplaats af. Ik keek uit het raam en zag allemaal mensen over straat lopen. Niemand zag er zo zorgelijk uit als ons. Het leek wel alsof wij de enige waren die zo veel ongeluk hadden, of mensen kenden waarbij de spiegel brak en bij wie daardoor dus continu iets naars overkwam. Mam draaide het stuur om en haar snelheid verminderde. Ik legde mijn hand op de schakelaar. Ik wist dat ze moest schakelen en zoals verwacht legde ze haar hand op de mijne. Ik voelde een klein schokje door mijn lichaam sprinten. Blijkbaar voelde mam dat ook want ze keek me een beetje geschrokken en verward aan. Ik wist door in haar ogen te kijken waar ze aan dacht. Precies hetzelfde als ik. Dit deden we vroeger heel vaak. Als mama me naar school bracht mocht ik altijd schakelen, natuurlijk met haar hulp. Elke keer wanneer onze handen elkaar raakten voelden we onze moeder-dochterband en moesten we giechelen. Blijkbaar was dat gevoel nog niet over bij beide van ons. We gaven elkaar een glimlach en mam kneep even in mijn hand. Samen schakelden we het in de achteruit-stand en parkeerden zo de auto. We stapten uit en liepen het ziekenhuis in. 'Wacht daar maar even, ik kom er zo aan,' zei mijn moeder en liep naar de balie. Ik liep naar de wachtkamer en ging daar zitten. Ik bekeek mijn moeder. Ze was er niet echt op gekleed. Het knalrode vest hing slordig over de donkerblauwe driekwart rok heen en haar haren zweefden onverzorgd langs haar smalle gezicht. Ze draaide zich om en wenkte dat ik moest komen. Via de lift kwamen we op verdieping twee en passeerden ons naar kamer nummer zeven. Ik herinnerde dat het getal zeven het geluksgetal was van Matz, dus het moest wel goed komen als ze op deze kamer lagen. Toen we stilletjes naar binnen liepen keek ik de kamer rond om te zien of ze er lagen. Ja! Matz lag in de hoek bij het raam. Hij keek dromerig voor zich uit, knarsetandend en aan zijn nagels peuterend. 'Hé, Matz. Hoe is het?' Ik schoof de stoel die bij het tafeltje vlakbij het bed stond dichter naar mijn broer toe en ging er op zitten. Het gezicht van Matz draaide in mijn richting en hij keek geschokt. 'Goed.' Antwoordde hij. Ik had niet het gevoel dat hij zat te wachten op een leuk gesprek met zijn zus dus besloot verder te zoeken naar Hermelijn. Mam wist wat ik van plan was en vertelde dat ik naar kamer eenentwintig moest gaan. Ik liep de gangen door en vond de kamer. Toen ik de deur opende zag ik een kleine ruimte met in het midden een ziekenhuisbed. Daarin lag een meisje met prachtig lang bruin haar dat over de reling golfde. Ik liep er heen en bekeek het slapende meisje. Ik ging aan haar bed zitten en pakte haar hand vast. 'Lijn? Ik ben het, Erin. Ik ben er.' Zo begon ik mijn verhaal. Ze moest weten dat ik er voor haar was en haar nooit in de steek zou laten. I loved her.


Mijn vertrouwde plekjeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu