Appels

81 6 0
                                    

'Konden jullie het verstaan?' Met grote, vragende ogen kijkt Pieter de auto rond. Iedereen kijkt hem nietswetend aan. 'Ach joh, er zal vast niks ergs zijn!' 'Ruth, je hoorde toch ook wel dat het over de Joden, over ons ging?' 'Jongens,' begint Thomas, 'laten we ons geen zorgen maken en snel vertrekken, we kunnen er maar niet te vroeg aankomen.' 'Waar aankomen?' vraagt Ruth. 'Oh ja,' zegt Pieter, 'je lag net te slapen. We gaan richting Scheveningen, om vanuit daar met de boot over te varen naar Engeland.' Onder het gesprek zitten Thomas en Anna druk op de kaart te kijken. 'Ik heb hem, ik heb hem!' schreeuwt Anna door de auto. Zowel Ruth als Pieter kijkt haar met vragende ogen aan. Thomas schiet in de lach. 'Haha, we deden een wedstrijdje wie als eerste Scheveningen kon vinden op de kaart.' Ondertussen heeft Pieter de auto weer gestart en ziet hij dat de benzinemeter vol zit. 'We hebben er nu vijftig kilometer opzitten. Als het een beetje meezit zijn we binnen twee uur in Scheveningen.' Ze beginnen weer te rijden. Ondanks dat ze allemaal bang zijn is de sfeer goed. Thomas graaft wat in zijn tas en haalt er een oud horloge uit. 'Wat is dat?' vraagt Anna. Ze ziet dat Thomas er moeite mee heeft om uit zijn woorden te komen, zo kent Anna hem helemaal niet. 'Dat is het horloge van mijn opa.' Thomas slikt en stopt het weer weg. Anna kijkt hem aan en wrijft over zijn been. 'Ooit zie je ze weer Thomas, dat weet ik zeker!' Thomas glimlacht, en draait zijn gezicht weg, sluit zijn ogen en valt in slaap.

'Thomas? Wordt eens wakker?' Pieter heeft de auto stil gezet aan de rand van een weiland en hij staat met Anna en Ruth naast de auto. 'Zijn we er al?' zegt Thomas terwijl hij langzaam aan zijn ogen opent. 'Nee, de auto doet het niet meer, hij viel uit en ik krijg hem niet meer gestart.' 'Oh, moeten we nog ver dan?' Thomas zet een bezorgd gezicht op. 'Als ik het goed heb nog ongeveer honderd kilometer, dus dat is twee dagen lopen.' Het was intussen half 1 's middags, en Thomas is de auto uitgekomen. 'Hee Piet, die lucht ziet er niet goed uit zeg..' Pieter kijkt hem met grote vraagtekens aan. 'Je bent toch niet bang voor een beetje regen?' Thomas sjokt naar de achterbak van de auto, waar Anna moeite heeft met haar koffer eruit tillen. 'Laat mij je helpen.' zegt Thomas. Anna glimlacht lief naar Thomas, en knikt ja. Thomas pakt zowel Anna's koffers als die van zichzelf uit de auto. 'Nou, zullen we?' als Thomas om zich heen kijkt ziet hij dat er niemand reageert. Pieter en Ruth pakken hun koffers en ze beginnen te lopen.

'Zullen we zo even stoppen? Ik ben doodmoe.' Iedereen stemt in. Ze zijn nu anderhalf uur onderweg, en vooral met de koffers is dat erg zwaar. 'Ria had nog iets meegegeven, voor onderweg.' Ruth haalt een groot stuk brood en een stuk kaas uit haar tas. Het gezelschap heeft al bijna 12 uur niks meer gegeten, dus dat stukje brood gaat er echt wel in. 'Willen jullie ook nog een appel?' Thomas wijst met een lachend gezicht richting een appelboom een stukje verderop. 'Dat durf je toch niet joh.' zegt Ruth. 'Oh, echt wel! Let maar op.' Thomas stampt met volle moed op de appelboom af. Hij kijkt even goed om zich heen, hij kiest een lekkere appel uit en strekt zijn hand uit. 'Ik zou het niet proberen als ik jou was!' Thomas kijkt achterom, en ziet een forse nederlandse man met gebalde vuisten tussen de bomen vandaan komen.

JodenliefdeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu