Natuurlijke krachten.

25 1 1
                                    

Dit verhaal heb ik gemaakt ter inspiratie van een foto. Het was de bedoeling een writersblock te overbruggen, maar ik weet niet of het zo goed gelukt is.

Inspiratie haal je uit de natuur.

 Dit was een kreet die zijn moeder tegen hem riep nadat hij als zevenjarig-jongetje de gitaar bij de hals had gegrepen en deze met een woedende kreet kapot sloeg op de met graniet betegelde oprit. En het was waar wat zijn moeder hem verteld had al die jaren geleden. Inspiratie haal je uit de natuur, want muziek is rein en schoon als kabbelend beekje, onheilspellend als de wezens die je in het woud kan zien verschijnen en kalm en rustgevend als een zacht briesje door opkomende lentebladeren aan de bomen.

 Zij had hem vaak mee genomen naar het bos. Daar hadden ze op hun rug gelegen en gekeken naar het steeds donkerder wordende woud. Ze hadden liggen kijken naar het verschijnen van de eerste sterren aan de hemel. Ze hadden geluisterd naar het huilen van de wolven, roepend naar melkanders gezelschap. Ze hadden liggen luisteren naar de muziek van de nachtvogels, het geroep van bronstige herten. Hij krulde zich altijd op tegen haar zij, waarna ze een arm om hem heen sloeg, hem zachtjes een kus op zijn voorhoofd gaf en met haar hand door zijn ruige haren streek. Zo vele nachten hadden ze samen op deze manier doorgebracht. Een moeder met haar zoon, genietend van de pure kracht van de natuur.

 Op zijn negende was hij begonnen met het bespelen van een piano. Hij had nooit durven dromen dat een muziekinstrument hem zo zou liggen. De toetsen drukte hij teder in met zijn lange, ranke vingers die over het zwart en wit gleden als een jonge ree in een groot veld. Al snel liet hij het boek voor wat het was en begonnen zijn vingers een lied te spelen zonder na te denken, met slechts een vaag idee van geluid. Het was makkelijker dan ademhalen, zo zei hij tegen de hand van zijn moeder toen zij op haar sterfbed lag en hem bezwoer nooit te stoppen met het bespelen van de piano. “Speel voor me,” beval ze hem, “voor de laatste keer.”

 Met tranen die drupten over zijn wangen van verdriet nam hij plaats achter de piano. Het was een prachtig ebbenhout instrument met een open klankkast, ingegraveerde lijnen aan de randen en koperen knoppen op kwetsbare stukken. De witte toetsen waren vergeeld door het vele gebruik, maar de klank was nog altijd even perfect als de eerste keer dat hij op een kruk ging zitten om te spelen. Het was een lichte piano gemaakt om meegenomen te worden van plek naar plek om overal te pronken met een prachtlied.

 De eerste keer dat hij de piano had aangeraakt was op zijn tiende verjaardag, toen zijn moeder hem had beetgenomen bij de hand om hem mee te nemen in het bos. Daar, waar de magie werkelijkheid lijkt te zijn, stond de piano. Er zat geen strik omheen, het was puur en paste bij de beboste omgeving om hem heen. Niet-begrijpend had hij zijn moeder aangekeken. Wat deed deze piano in het bos? Waarom had zij hem hier mee naartoe genomen? Pas op het moment dat ze hem met een glimlach aanmoedigde was het kwartje gevallen. Hij had voor haar gespeeld. Hij had voor haar gespeeld zoals hij weer deed toen haar wangen uitgehold waren en de chemokuren haar stroblonde haren hadden gestolen. Een uitgemergelde hand streek langs zijn wang voor hij naar op de kruk ging zitten en zijn vingers op de toetsen legde. Na een bibberige ademhaling sloot hij zijn ogen om zijn handen te laten dansen. Dansen met de toetsen om muziek te maken, zoals vuur danst met het papier om warmte te creëren, zoals futen dansen om elkaar de liefde te tonen. Het lied had niet opgehouden. Hij was door blijven spelen tot diep in de avond. En hij had gewild dat hij nooit gestopt was.

Zijn vingers dansten weer over de toetsen, het geluid voelde zacht als een veer die over de naakte huid streek. Hij had zijn ogen gesloten, zijn lippen in een klein glimlachje en zijn oren gespitst op iedere toon die hij aansloeg, op zoek naar meer. Na de laatste toon van een lied te hebben aangeslagen bleef hij nog even zitten, met gesloten ogen; bang om het wonderbaarlijke beeld dat hij in zijn hoofd had gekregen zou verliezen als hij ze open deed.

 Niets was minder waar.

 De zilte zeelucht drong in zijn neus door, maar dat was niet wat de grijns op zijn gezicht liet verschijnen. Het waren de bergen. De bergen die om het zoutwatermeer stonden. Hoog en dapper, omhoogkijkend naar de lucht, naar dat wat zij niet konden bereiken. Het meer was lang en uitgestrekt. Het was afkomstig van de zee tot de bergen omhoog waren getrokken en scheiding tussen de twee wateren maakte.

 Vanaf een verhoogde kant kon men op het meer neerkijken alsof hij zelf een berg was. Dit was de plek waar hij zijn piano had neergezet. De natuurlijke kracht van het water en de bergen gaven hem inspiratie om te spelen.

 Met voorkeur reisde hij veel, van plek naar plek, het liefste een plek met weinig mensen. Een plek waar hij alleen kon zijn met de muziek die hij speelde. Van al deze dingen was er slechts één die hij nooit kon bereiken.

 Alleen zijn kon hij niet.

 Ze haalde haar wang van haar knie om hem aan te kijken. Een grijns kwam tevoorschijn. Ze miste één grote voortand en de twee kleine van onder. Bij de bovenste tand kwam al een stukje wit tevoorschijn van een grote mensen tand. Ze had haar armen nog om haar benen geslagen op de manier waarop ze altijd zat als hij speelde. Haar knieën opgetrokken met haar gezicht rustend op de botten. Uren kon ze zo blijven zitten terwijl hij speelde. En hij speelde voor haar.

 “Wat vond je er van?” vroeg hij, net als altijd.

 “Dat vorige vond ik mooier,” liet ze hem weten. “Dat je gister speelde, toen we bij dat meer gingen zwemmen.” Er kwam een dromerige glimlach op haar gezicht. “Toen leek het alsof alle elfjes echt waren.”

 Hij schudde ongelovig zijn hoofd naar haar. “Heb ik je dan nooit vertelt dat elfjes echt bestaan?”

 Met smekende, zeegroene ogen keek ze hem aan. “Speel het nog eens. Alsjeblieft, speel het nog eens!”

 “Wat ik speel komt bij me op, ik kan het niet nog eens spelen op de manier waarop ik het de vorige keer gespeeld heb.” Ze knipperde afwachtend, wetend dat als ze stil bleef hij het nog eens zou proberen.

 En dus speelde hij.

De Gebred Burcht.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu