IV Adieu IV

53 4 8
                                    

Die dag liet ik een brief achter, met gevoelens en gedachten geschreven met het donkerste inkt. Deze was voor mijn oom en tante, die hoogst waarschijnlijk op dit moment van de dag nog druk aan het werk waren. Het lag netjes opgevouwen op de tafel, wachtend op hun terug komst van de kerk. Ze wisten niets over wat ik ging doen vandaag, maar dat kwam door de angst voor wat er zou gebeuren als ik dat wel had verteld. Dit was mijn kans om mee te gaan met Aegidus, een wezen dat een compleet vreemde voor mij was. Maar ook iemand die ik vertrouwde. Alsof een rode draad ons verbond. En het leven had bepaald dat we elkaar tegen zouden komen. Hij kende niet alleen mij maar ook mijn vader en dat was genoeg.

Een tedere belofte, die gemakkelijk gebroken kon worden en de stevige verbintenis met mijn familie. Beiden zouden voor conflicten zorgen, welke ik ook zou kiezen. Ik kon geen hulp vragen aan mijn oom of tante, voor hun besluit was zo helder als de blauwe lucht van deze dag. Daarom moest ik het zelf doen, zelfstandigheid tonen. Al zou ik de gehele reis het gevoel van spijt met mij mee dragen, het leek immers alsof ik mijn oom en tante niet vertrouwde.

Het ritmische geluid van de kerk klok weergalmde door het dorp, het was nu officieel middag. Wat betekende dat ik nog lang het benauwde gevoel van twijfel en zenuwen met mij moest mee dragen. Ik was niet ver verwijderd van de locatie waar ik vanavond werd verwacht. Omringd met winkels, gewassen en bankjes diende deze plek als het midden van het dorp. Het vormde zich als een grote cirkel en werd beschermd door houten hekken. Met daarbuiten de vele grasvelden waar werd gewerkt. Ikzelf, zat op één van de vele bankjes en werd net als al het anderen bedekt in de warmte stralen van de zon. Met weinig interesse voor de kleine tintelingen die ik voelde op mijn blote armen, bewonderde ik de omgeving om mij heen. Ondanks dat ik het iedere dag weleens had gezien. Maar, het was iets wat ik ging missen.

Het neerkletterende water van de fontein weerspiegelde kleuren van de regenboog, het kalmeerde mij en liet mijn vele gedachtes rusten. Het afwezige geluid liet mij verlangen naar het strand, waar de golven voorbij rolden, in een poging het onmogelijke te bereiken. Na iedere seconde die voorbij passeerde, begon ik aan mijn besluit te twijfelen. Deze gedachtes kon ik niet aan mij voorbij laten gaan, hoe graag ik ook van ze af wilde. 'Alles gebeurt met een reden,' hiermee probeerde ik mijn onzekere onderbewust zijn te bedaren.

De wolken vertoonden de liefelijke kleuren van roze zodra de lucht oranje kleurde. En de zon zou wederom sterven vandaag en, herboren worden. Langzaam kwam ik overeind, mijn lichaam schreeuwde onzekerheid. Gelukkig liepen er niet zo veel mensen rond, ze zouden gevraagd hebben naar mijn welzijn. En mijn mond sluiten. De tas die op mijn schouders rustte, voelde plots vele malen zwaarder dan voorheen, alsof ik niet alleen de spullen meedroeg die van mij gevraagd werden, maar ook mijn zorgen en lasten. Zouden deze naarmate lichter worden, waardoor de reis sneller zou gaan?

Bij de poort die zich verbond aan twee muren en diende om het dorp en de wildernis gescheiden te houden, stond een poortwachter. Hij staarde wat voor zich uit, maar leek zijn vak serieus te nemen. Met een kaarsrechte houding stond hij naast de poort, met een soort huisje aan zijn linker zeide. De naam was mij ontglipt, maar hiermee kon hij de status van zijn werk doorgeven en problemen melden. Poortwachter, iets wat mij een verschrikkelijk taak leek. Niet alleen werd je weinig betaald, wegens de weinige mensen die dit dorp verlieten. Ook werd een eindeloze taak als deze gegeven aan mensen met, zoals het werd genoemd, 'geen doel in het leven'.

Aan de andere zeide van deze poort, stonden twee standbeelden die, net als elk ander dorp of stad, een dier moesten voorstellen. Daar werd ik verwacht en, daar moest ik zien te komen. Iets wat ik hoopte dat zou slagen. Ik droeg vele lagen kleding, een hoop paste niet meer in mijn tas, en was vastberaden om te vertrekken. Ondanks de kleine angst die zich ergens in mij verborg. Zekerheid, dat probeerde ik uit te stralen terwijl ik rustig de afstand tussen mij en de poort verkleinde. Echter kwam er een arm tussen mij en mijn eindbestemming. "Waar gaat een meisje zoals jij heen zo laat op de dag?" Alsof ik mijn vastberadenheid liet vallen uit schrik, keek ik angstig naar de man die me tegenhield. Zijn ogen waren hardvochtig en straalde kilte uit, het stuurde een ijzige rillig door mijn gehele lijf. "U-Uhm," Snel richtte ik mijn ogen op de betegelde grond. Geduldig wachtte hij op mijn antwoord. Ondertussen waren de ritselende bladeren van de natuur buiten het hek te horen, net als de gedempte stemmen van de mensen hierbinnen. Ondanks dat mijn hart raasde, deden mijn gedachten dit niet. Mijn angst werd langzaam gevoed en ik kon mijn benen lichtjes voelen beven. Alsof ik mijn stem was verloren, wist ik niet hoe ik op zijn vraag moest antwoorden. Ik was niet de enige die het merkte, de poortwachter's gezicht verzachtte lichtjes en hij herhaalde zijn vraag, maar teder, "Waar ga je heen?" Voorzichtig keek de man weer aan, de vriendelijkheid die op zijn gezicht rustte voelde als iets onwerkelijks. Ik voelde mij er ongemakkelijk bij. Maar dit was mijn enige kans, ik moest zorgvuldig mijn woorden kiezen en deze overbrengen alsof ze van nature de waarheid waren. "Naar mijn vader," sprak ik timide en begon vervolgens de waarheid te verdraaien, "Ik was vandaag bij mijn moeder en... Nu ga ik naar, mijn vader." De poortwachter nam mijn woorden in overweging en er ontstond weer een stilte tussen ons. Op geven moment knikte hij en liep naar de poort, "Goed, dan zal ik je naar buiten laten," met een vreemd knopje kwam er een opening in het midden die zich verder uitweiden. De poort werd geopend. "Nog een veilige reis gewenst." Ik voelde mij overvloeien met vreugde, het was me gelukt.

Echter, begon deze vreugde weer te verdwijnen naarmate een kwartier voorbij was gepasseerd. Nog altijd zat ik op het vissen standbeeld, te wachten op Aegidus. Waarom duurde het zo lang? De zon was nog nauwelijks te zien, verscholen achter de vele bomen en het licht begon langzaam te verdwijnen van de wereld. Al had ik ooit ergens gelezen dat ondanks dat het hier donker werd, het ergens anders licht werd en andersom. Ik voelde hoe de kou mijn voeten had gegrepen, blijkbaar waren mijn schoenen niet genoeg om het buiten te houden. Met mijn armen over elkaar, probeerde ik mezelf warm te houden. Ik kon niet in deze vertoning zomaar terugkeren naar huis, vooral niet met de brief die ik had geschreven. Het enige wat ik kon doen was wachten en hopen dat Aegidus kwam opdagen.

Ik wist niet hoeveel tijd er was verstreken, alleen dat alles was bedekt met donkerblauwe tinten en schaduwen. Er was geen warmte meer om mezelf in te omhelzen. En de laatste korrel van mijn geduld was gevallen. Op het punt om terug te gaan naar de enige plek die ik kende en voor mij de hele wereld was, zag ik iets. Het was grijzig, troebel en zweefde langs. Na een tijdje, verscheen er weer één. Het kwam vanuit de bosjes. Alleen wist ik echter niet of dit iets goeds of slechts was en, ik was er onzeker over of ik het wel wilde weten. "Hallo?" Toch had ik ergens de moed gevonden, wat mij verbaasde. De bladeren begonnen hevig te ritselen en het geluid werd alsmaar luider. Wat zich ook verscholen hield, kwam dichter bij. Maar voordat ik de kans kreeg om enige angst te tonen, werd er gesproken. "Marx! Je hebt onze positie verraden!" Deze stem behoorde tot Aegidus, ik herkende het accent direct. Samen met een ander kwam hij uit de schuilplaats en toen realiseerde ik mij waar de rook vandaan kwam. Iemand, breder dan het geitenwezen, de enige vreemde die Marx kon zijn, hield nonchalant een sigaret tussen zijn lippen. "Het duurde te lang," sprak de genoemde man terwijl hij weer een walm van rook uitblies en deze vervolgens rondzweefde en verdween in het niets. Het duurde inderdaad te lang, waarom hielden ze zich al die tijd voor mij verborgen? Aegidus richtte zijn aandacht op mij, "Ik ben blij te hebben ontdekt dat je me vertrouwt." Dus, het was al die tijd een test? "Weet je zeker dat dit 'r is?" Marx keek mij aan met glinsterende paarse ogen terwijl hij het ongezonde voorwerp tussen zijn vingers hield. Ze waren niet helder, maar verborgen iets. En elke seconde dat zijn doordringende blik zich richtte op mij, maakte mij alsmaar nieuwsgieriger. En verlegen. "Jazeker, ik herken die honing gele ogen uit duizenden," enthousiast maakte hij expressieve bewegingen, het leek wel of hij ieder moment een sprongetje kon maken van geluk. Dat klopt, Aegidus zocht 'de juiste', de dochter van zijn baas. "Ah! Ik moet jullie tuurlijk nog voorstellen," Vlug ging hij naast Marx staan, iemand die een kop groter was dan hijzelf. "Dit is Marx Alder. Een vampier die weet hoe hij met een zwaard om moet gaan. Marx, dit is Jasinthe wat haar achternaam ook is. De gene waar ik maanden naar zocht!" Beiden keken we naar elkaars haar, terwijl het mijne iets was om te verduidelijken dat mijn vader Aetus-Tsuna was, keek ik simpelweg naar Marx' haar omdat ik zoiets unieks nog nooit had gezien. Het was een lichte tint van donkergroen met bovenop vele plukken zwart. Het was veel anders dan Aegidus haar, wat een natuurlijke en eenvoudige kleur had. "Kunnen we dan eindelijk gaan?"

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Sep 09, 2016 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Eater of TearsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu