de Hongerspelen

405 9 0
                                    

Door een harde bonk schiet ik overeind. Aan het einde van de zaal staat een van de vredesbewakers met de deur te slaan. Ik ben bij lange na niet de enige die wakker is geschrokken. Alle vluchtelingen in de opvangzaal zitten rechtovereind, sommige zijn zelfs al opgestaan. Ik volg hun voorbeeld en trek mijn kleren aan. We hebben allemaal een gekleurde polo met een zwarte broek. Meer kleren konen ze niet zo snel vinden. Ik ben al blij dat ik überhaupt kleren heb gekregen. In een lange rij mensen lopen we de zaal uit en lopen we het ochtendlicht in. Als mijn ogen eindelijk aan het felle licht van de opkomende zon zijn gewend, zie ik dat  we naar de hoofdingang van het presidentspaleis worden gebracht. Net als een week geleden, toen het lot van onze president werd bezegeld door het laatste schot. Nu ziet het er heel anders uit. Een week geleden zag het hele hof, inclusief zijstraten, zwart van de mensen. Nu vullen alleen wij het hof.

Ik ben benieuw wat er nu gaat gebeuren. Vorige week hadden ze ons al voorbereid op wat er ging komen, maar nu heb ik echt geen idee. Mijn ogen glijden langs de witte pilaren maar ik kan de sportgaai niet vinden, sterker nog ik zie niemand van de rebellen. Een onheilspellend gevoel vloeit door mijn aderen, alsof mijn lichaam nu al zeker weet dat er iets goed mis is. Mijn hoofd heeft nog geen idee.

Als het hof eindelijk gevuld is, verschijnt onze nieuw president gevolgd door de winnaars Johanna en Enobaria. Dat was het. Het verbaast me dat die Katniss en Peeta er niet bij zijn. Ook hun mentor ontbreekt. De president begint met een openingswoord. Ze begin te vertellen hoe de rebellen van de districten in opstand zijn gekomen dankzei de rebellie van de Spotgaai. Ze vertelt over de aanslagen, de doden uit de districten, de vernietigingen. Ik hoor mensen naar adem snakken als ze de beelden op de schermen, naast de trap, zien. Ze zenden grote dorpen uit die helemaal plat liggen en zelfs nog nasmeulen. We zien de Spotgaai in de districten vechten. Onverwachts besef ik opeens dat ze de tijd terugspoelen. Een beknopte samenvatting van de  Hongerspelen worden gevolgd door de boete van Primrose Everdeen. Zo spoelen ze terug tot de vijftigste kwartkwelling, de vijfentwintigste, de tiende en zelfs de eerst Hongerspelen, inclusief de trekkingen. Dan verschijnt er een lange tafel in beeld. De tafel herken ik meteen. Het is de tafel in de ruimte waar de spelmakers altijd vergaderen. Om de tafel heen zitten mannen en vrouwen in strakke pakken en met een brede grijs op hun gezicht. In plaats van te horen waar ze over overleggen, horen we een achtergrondstem die begin te vertellen over de overgebleven winnaars. Dat zij uiteindelijk mochten stemmen over het lot van de Capitoolse bevolking. De Tributen hebben met een meerderheid van vier tegen drie gestemd dat er een allerlaatste Hongerspelen georganiseerd zal worden. Een laatste Hongerspelen met de kinderen uit het Capitool.

Mijn lichaam verstart. Het zweet breekt me aan alle kanten uit en knijpt mijn keel dicht. In mijn ooghoeken zie ik mensen naar me kijken alsof ik nu dood ga neervallen. Maar waarom? Waarom schrikt mijn lichaam en mijn hoofd niet?  Mijn hoofd gonst van het denken. Ik denk terug aan de dagen op straat, toen alles nog “gewoon” was. Er waren zo ontzettend veel kinderen. Hoe groot is de kans dat ik getrokken zal worden? Tot ik besef wie ik ben. Alle informatie in mijn hoofd begint zich te husselen. Begint zich te mengen als in een blender, tot er niks meer van overblijf. Langzaam vult mijn hoofd zich met wanhoop. Met het idee hoe het over een bepaalde tijd zal zijn als ze de dochter van de vice-hoofdspelmaker hebben getrokken.

De film is afgelopen en Johanna Mason komt naar voren. Ze verteld over haar tijd als gewoon kind, over haar tijd als tribuut, als winnaar en als Rebel. Zo openhartig als ze kan beschrijft ze haar haat jegens het Capitool. Het vuur kan alleen geblust worden met wraak. Welverdiende wraak op de mensen die alleen maar misbruik van alle districten hebben gemaakt. Ik ben zeker dat zij vóór wraak heeft gestemd. Als ze uitgesproken is, komt Enobaria naar voren. Ook zij begin te vertellen, maar niet over haar tijd als slaaf van het Capitool, maar over wat er nu gaat komen. Over drie dagen wordt de boete georganiseerd. Alle kinderen van de spelmakers, ministers, premiers, en alle andere mensen die in direct contact kwamen met de Hongerspelen, moeten dan aanwezig zijn voor de ingang van het trainingscentrum. Daar zullen vierentwintig namen worden getrokken. Twee namen voor de wraak van een district.

Wraak. Het woord kan ik niet uit mijn hoofd zetten. De rebellen willen wraak en wraak is gevaarlijk.   

De bijeenkomst is afgelopen. De president verdwijnt met haar gevolg en nodige bewaking het paleis weer in. We zijn vrij. Ik mag nu overal gaan waar ik wil. De bewakers hebben gezegd dat we overal heen mogen en het kan ze niks schelen als we niet komen opdagen voor vijven want dan gaan de deuren dicht. De meeste mensen verdringen zich tot groepjes om het onderwerp te bespreken. Tussen de groepjes in staan hier en daar kinderen die niet weten wat ze moeten doen. Ik wel. Ik moet hier weg. Met een ruk draai ik me om en loop recht op de poort af. Alle mensen stappen direct opzij als ze me zien aankomen. Als ik van het plein ben, kijk ik om me heen. De grote straat is al heel ver opgeruimd. Al het puin uit de huizen is verdwenen en de brokstukken van de huizen zijn ook weg. Toch lijkt het helemaal niet op de straat zoals ik hem ken. Vroeger was het hier altijd een drukte van belang. Deze straat was altijd een populair ontmoetingspunt, net zoals de Blauwe straat en de Europa laan.

Ik loop de staat door, ga linksaf een zijstraat in, loop door tot ik rechtsaf moet gaan, steek drie kruisingen over, loop door de Panama weg en kom uiteindelijk bij mijn bestemming. Aan het eind van de lang Panama weg loop ik de brug op. Of eigenlijk, wat er van de brug over is. Ik had gehoopt dat mijn favoriete verstopplek wel gespaard zou zijn gebleven. De fel groene brug, die over de rivier de Nevada is gebouwd, is in het midden helemaal ingestort. Alleen de uiteindes staan nog overeind. De dikke pilaren die de brug tillen hebben me altijd een fijne schuilplaats geboden. Hier heb ik dagen lang gezeten. Ik heb hier de eenden, de zwanen en de meerkoeten bestudeert. Hier heb ik hele gesprekken afgeluisterd. Hier het ik mijn beste vriend al mijn geheimen verteld. Met moeite probeer ik te slikken. Laurens.

Oh, nee. Laurens! Ik begin te trillen. De laatste dagen het ik alleen maar gedacht aan al die familieleden die ik ben kwijtgeraakt, maar ik heb niet aan hem gedacht. Om de een of andere reden denk ik dat hij het overleefd heeft. Dat kan niet anders. Laurens is net als ik de meute altijd een stap voor. Toch begin ik me zorgen te maken. Ik heb hem nergens gezien. Zou hij naar mij opzoek zij? En als hij nog leeft (waar ik bijna zeker van ben) waar is hij dan? Opnieuw begin ik te trillen, waar ik me onderhand aan begin te ergeren. Dan ontdek ik dat het onder andere komt de door de kou. Ik heb blote armen en behoorlijke kippenvel. Ik besluit om te draaien om mijn volgende bestemming op te zoeken.

Ik loop een heel end lang de rivier en loop daarna de Luxemburger weg op, ga links de straat door, sla rechts af, steek weer een kruispunt over, volg de Konings laan, steek de straat over en ga door een zijstraatje om de weg af te snijden. Uiteindelijk doemt het gebouw op waar ik naar zocht. Aan het eind van de straat verschijnt de paarse flat, zoals ik het altijd noemde. Mijn vader vond het niet erg, hij vond het juist positief dat ik zijn kantoor met een pauw vergeleek. Mijn moeder daarin tegen zei dat ik het kantoor moest noemen. Ik vond het niet echt een kantoor, en nu nog steeds niet. Het gebouw is gekleurd in verschillende tinten paars en roze, alle tinten die je maar kan bedenken. Van de buitenkant zie hij eruit alsof hij elk moment kan gaan instorten. Overal steken er stukjes en hoekjes uit. ondanks dat is het een stabiel gebouw. Dit is het gebouw waar mijn vader altijd werkte als spelmaker. Ik was er altijd wel blij mee dat mijn vader Spelmaker was. Ik heb veel van hem geleerd. Op school mochten we niks weten over de districten. Hoe ze eruit zagen, wat ze aten, hoe ze leefden, of ze überhaupt dezelfde taal spraken. Het enige wat we mochten weten was dat de districten onze slaven waren en dat ze voor ons welzijn geboren zijn. Het woord slaaf heb ik altijd vreselijk gevonden. Zeker toen ik ging beseffen wat de slaven deden, ze gingen dood.

Ik haal een paar keer diep adem, terwijl ik oude herinneringen aan dit gebouw ophaal. Hoe ik boos werd op mijn vader vanwege zijn werk, hoe ik ben weggelopen, hoe ik ben gevonden, hoe mijn vader me heeft vergeven en mijn moeder niet… hoe ik slaaf werd van het Capitool door mijn veel te vroege ontdekking. Ik zucht. Het is veel te veel om allemaal in één keer boven te halen. Ik werp het gebouw een laatste blik toe en draai me om. Zo automatisch als ik gewend ben, loop ik terug naar het opvanghuis naar het presidentspaleis. Laurens, waar ben je? Ik kan de vraag niet van me afzetten. Hij is de enige naast me vader die mij nooit verstoten heeft. Zou hij nog wel leven? Of misschien is hij gewond?ik ben zo diep in gedachten dat ik achteraf pas besef dat ik twee keer tegen een muur ben aangelopen. Al ik in de zaal kom zie ik dat het eten in de dozen naar binnen wordt gebracht. Ondanks dat ik rammel, heb ik geen zin om te eten.   

the capitool gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu