de boete

289 10 0
                                    

De dagen duren lang. Te lang. Ik weet niet hoe lang ze dé dag al aan het uitstellen zijn, maar ik geloof dat we nu al weken verder zijn. Elke dag zwerf ik rond in de stad. Overal zie ik mensen die proberen hun normale leven weer op te pakken. Ze slepen wat er nog over is van hun familie en van henzelf het huis in. Ik heb gezien hoe de families hun huis begonnen op te ruimen en al het eten wat ze kunnen krijgen te hamsteren. Het is een raar gezicht. Deze stad moest de mooiste en welvarendste stad voorstellen. Met een paar simpele rebelse acties en een hoop volgers en die zogenaamde grote stad is helemaal verwoest. Ik vraag me af of ze weet wat ze gedaan heeft. Katniss. Zou ze  dit echt zo graag gewild hebben? Ik geloof er niks van. Alle winnaar konden allemaal in opstand komen, maar zij is de enige die de aandacht trok. Mijn Vader heeft verteld dat ze zelfs ongewild zo veel aandacht trok. Zou de Spotgaai dan wel weten wat hier gebeurd is? Hoeveel levens dit heeft gekost? Vast wel. Voelt ze zicht schuldig? Zeker weten.

Om de een of andere reden weet ik zeker dat Katniss Everdeen zo gedacht moet hebben. Ze heeft het vast niet zo gewild. Dat weet ik eigenlijk bijna zeker. Waar ik ook zeker van ben, is haar keus wat de Spelen betreft. Ik weet zeker dat ze tegen een laatste Hongerspelen heeft gestemd. Tenslotte is ze de oorlog niet begonnen om ons kapot te maken, dat weet ik gewoon zeker.

Het is nog steeds vroeg in de ochtend en ik ben aan het ontdooien. Ik had gister absoluut geen zin terug te gaan en ik heb in de brede richel van de Sfinxflat geslapen. Ik heb het grote voordeel dat ik geen hoogtevrees heb, zelfs niet op deze zevende verdieping. Vanaf hier kan ik het paleis bijna zien, zie ik de grote hoofdstraat en belangrijker nog, ik kan de bergen zien. Om de een of andere reden kun je vanaf de grond de bergen die ons omringen niet zien. Ze liggen verscholen achter een witte maar toch heldere mist. Ik ben altijd de bergen expres gaan opzoeken omdat het niet mocht. Natuurlijk ook omdat ik ze zo mooi vond. Ze hebben iets ruws, iets groots. Groter nog dan de macht van de president, maar wat het is weet ik niet. Ook geeft het me een gevoel van vrijheid. Niet alleen omdat ik nu de vrijheid heb om de bergen te zien, maar ook omdat de bergen vanaf hier onaangetast en onbeïnvloedbaar lijken. Toen ik klein was mocht ik van mijn vader altijd naar de bergen kijken vanaf zijn kantoor. In die dagen wilde ik altijd Berg worden als ik later groot was. Mijn vader heeft me in die illusie gelaten tot mijn moeder het hoorde. Toen heeft hij uitgelegd dat ik de bergen eigenlijk niet mag zien. Het is een plek waar ik niet mag komen en mensen gaan er eerder niet heen als ze er niet van weten dan als ze er wel van weten. Simpel. Toch zijn de bergen altijd een soort inspiratie gebleven. De bergen bewegen, maar je kunt het niet zien. Ze staan ons in de weg en gaan niet opzei. Ze zien er groots en wijs uit en dat wil ook ik worden, nog steeds.

Een van de laatst overgebleven duiven strijkt naast me neer. Ik ben nog te koud om echt te bewegen maar strek mijn hand wel uit om hem proberen te aaien. De duif blijft zitten en laat toe dat ik zijn veren streel. De duif is lekker warm en binnen een mum van tijd is mijn hand ook opgewarmd.

Als de zon de horizon loslaat, begin ik met de klim naar beneden. Het duur lang door de harde wind en de gevaarlijke hoogte, maar dat vind ik niet erg. Daarom ben ik juist zo hoog gaan zitten. Als ik eindelijk beneden ben, is het nog steeds te vroeg om naar het trainingscentrum te gaan. Ik loop in de tegenovergestelde richting en kom bij de Nevada rivier. Ik ga aan de oever zitten en hang mijn blote voeten in het ijskoude water. ik laat me op mijn rug vallen en kijk naar de wolken. Dit heb ik al zo ontzettend vaak gedaan.  Maar nooit alleen, altijd met Laurens. Ik vind het nog steeds een raar idee om niet te weten waar hij is. Normaal vind hij me altijd voor ik me bedenk dat hij dat kan.

En ja hoor. Net als ik dit gedacht heb hoor ik in de verte iemand mijn naam roepen. Die stem. Zijn stem. Ik ga met een ruk overeind zitten en kijk in zijn richting. Aan de andere kant van de rivier zie ik zijn gestalte aan het water zitten. Ik kan vanaf hier niet zien of hij gewond is. Het lijkt me sterk dat hij niet gewond is. Laurens is over het algemeen niet zo snel en sterk. Tot zijn grote ergernis ben ik vaak sterker. Ik vraag me af waar zijn familie is. Zou hij ook alleen zijn? Of wil hij ze ook niet meer zien? Onwillekeurig ben ik de vraag voor mezelf aan het beantwoorden. Welke van de twee zou ik antwoorden? Ik vraag me af of hij wel zou antwoorden als ik het vroeg.

the capitool gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu