{Hoofstuk 1}

10 2 1
                                    

De zon viel op het Eenzame Eiland en wierp de langgerekte schaduwen van de bomen op het gras, dat nog glinsterde van de ochtenddauw. Diep onder de grond lichtten de kunstmatige zonnelampen op die zich in elke kamer bevonden. De enige manier om te weten wat de omstandigheden buiten waren. De jonge Rebecca lag echter al uren wakker, want ze realiseerde zich maar al te goed wat voor dag het die dag was. De dikke dekens verstikten haar als ze daaraan dacht. Daarom schoot ze onder de douche en liet het hete water haar gezicht haast verschroeien. Een zwaar gewicht leek op haar schouders te rusten. Een gewicht wat nodig was, om de gewichten van de andere menselijken weg te nemen. Bang was ze niet, haar vastberadenheid leek grote delen van haar angst weg te nemen. Maar er zin in hebben, was duidelijk een ander verhaal.

Toen ze naar de eetzaal sjokte, door de lange, felverlichte gangen, voelde ze een hand op haar schouder. Zodra ze omkeek, zag ze het bezorgde gezicht van Ellenor, haar ietwat oude buurvrouw. Er lag een diepe, medelijdende blik in haar ogen en ergens leek Rebecca ook een sprankje verdriet te ontdekken. "We zijn je allemaal zo dankbaar, dat je dat weet," fluisterde de vrouw met gebroken stem. In haar ogen welden tranen op. Rebecca moest moeite doen haar niet in de rede te vallen en te zeggen dat ze heus wel weer terug zou komen. In plaats daarvan sloeg ze haar ogen neer en knikte kort, om vervolgens stevig door te stappen richting de ontbijtzaal.

Niet veel later doemde er een grote, eikenhouten deur op die er in eerste instantie dreigend uitzag voor een vreemdeling, totdat hij openging. Normaliter bruiste het er dan van het leven en kon je schaterende stemmen en gelach door de hele toegangsgang horen. Maar toen Rebecca die dag de deur opendeed, was het eerste wat haar opviel een ijzige stilte. Aan de vijf lange tafels met licht vervallen banken zaten alle ondergrondse rebellen, onderduikers en geredde mannen, vrouwen en kinderen. Al hun ogen op Rebecca gericht, die maar wat verdwaasd in de deuropening stond. Ze voelde hun medelijden, hun verdriet en hun respect. Maar het beviel haar niks. Ze zou terugkomen. Daarom vermande ze zich en liep, alsof er niks aan de hand was, richting haar plaats naast professor Moran. Daar stond haar dampende aardewerken kop pap al klaar. Zonder een woord te zeggen begon ze met eten, het schrapende geluid van haar lepel vulde de stilte in de ruimte op. Iedereen keek toe hoe ze haar pap veroberde, alsof het de laatste keer zou zijn dat ze haar ooit zouden zien eten. Toen stond de jonge vrouw op en beende met haar hoofd naar beneden gericht, naar de uitgang en liet de deuren nèt ietsje harder dichtvallen dan normaal.

"Het is belangrijk dat je je concentreert zodra je een Cyborg tegenkomt. Het allerbeste is om niet gelijk aan te vallen, ze zullen denken dat je ook een half mens- half robot bent als je hen in eerste instantie geen kwaad doet." Professor Moran Jones stond aan zijn werktafel met zijn rug naar Rebecca toegekeerd. Met haar benen over elkaar zat ze in een van zijn ongemakkelijke, plastic stoelen en tikte ongeduldig op haar knie. "En wat als ze mij als eerste aanvallen? Dan ben ik in het nadeel," vroeg ze fronsend. "Dan gebruik je dit," antwoordde de jonge professor op zijn beurt en hij draaide zich naar haar om. In zijn handen had hij een inklapbare dolk van rond de dertig centimeter lang. Verbaasd pakte Rebecca het wapen aan en sloot haar hand om het met goud vergulde handvat heen. Niet-begrijpend keek ze hem aan. "Kijk eens goed naar de punt van die dolk," zei hij. Met haar ogen volgde Rebecca het zilveren glimmende blad van de dolk, tot ze een subtiel gekerfd lijntje ontdekte. Het lijntje was de grens tussen de punt van een centimeter of vijf en de rest van het blad. Toen ze nog beter keek, merkte ze een bolling op in het midden van de hele verticale doorsnede van de dolk. Een soort buisje onder het zilver, dat uitwaaierde bij dat lijntje in de punt. Maar wat stroomde er door dat buisje, en hoe kon ze het erdoorheen laten stromen? Alsof de professor haar gedachten kon lezen, opende hij zijn mond. "Op het handvat van de dolk zit een knopje," begon hij. Rebecca's ogen gleden naar het gouden gedeelte en ontdekten een klein, koperen knopje. Toen stapte professor Jones terug naar zijn werktafel en kwam terug met een metalen plaat, een restje van iets van metaal dat hij ooit had gebouwd. "Zoals je weet, is de buitenkant van een Cyborg net een mens. Maar zodra je de huid verwijdert, zul je slechts een netwerk van draden en metaal tegenkomen. Metaal valt niet te doorboren met een normale dolk. Maar wel met dit," zei hij, en hij nam de dolk uit de handen van Rebecca. Toen zette hij de punt tegen de metalen plaat en drukte het koperen knopje in. In eerste instantie gebeurde er niks, maar na een seconde of twee begon het metaal opeens luid te sissen en smolt de omgeving rond de plek waar de punt van de dolk in het metaal gepriemd was. Nu kon de professor de dolk helemaal in het metaal steken, tot aan het handvat, en hem met een beheerste kracht weer eruit trekken. In de plaat zat een horizontaal gat, precies de vorm van de dolk, sissend en dampend. Rebecca moest haar best doen om niet té enthousiast over te komen en volwassen te blijven. "Wat is dat voor spul?" vroeg ze nonchalant. De professor glimlachte, tuurlijk had hij haar stiekeme interesse wel door. "Een hele sterke vorm van Acid, een chemisch middel wat zo door metaal heen boort en het doet smelten. Om een Cyborg compleet buiten werking te stellen, doorboor je zijn metalen hart met dit spul. Andere beschadigingen toebrengen, bijvoorbeeld steken in de buik of borst, zullen hem wel vertragen maar niet doden," zei hij. Rebecca knikte begrijpend. "Dus ik doorboor eerst het hart van de Cyborg, dan neem ik bloed af met de spuit..." ze knikte naar een spuit die twee keer zo klein was als een griepspuit. "... En dan reis ik door naar het volgende rijk tot ik van alle vier de soorten Cyborgs bloed heb verzameld," bevestigde ze. De professor knikte, maar stak toen zijn wijsvinger op. "Niet jij, maar wij," zei hij langzaam. Verrast keek Rebecca op. "U gaat mee, professor Jones? Waarom heeft u dat nooit aangekondigd in de gemeenschap?" vroeg ze verbaasd. Hij kuchte en krabde achter zijn oor, terwijl hij antwoordde. "Ik wilde niet dat mensen zo sentimenteel zouden worden zoals bij jou, ik kom heus wel terug, het is geen zelfmoordmissie... Oh, en noem me toch Moran," zei hij toen. Om de lippen van Rebecca krulde een grote glimlach terwijl ze haar ogen neersloeg.

~Luca~

ijzeren perfectieWhere stories live. Discover now