{Hoofdstuk 2}

6 2 1
                                    

Rebecca pakte een handige kleine rugzak in. Toen ze klaar was draaide ze zich om naar een eikenhouten kast. Ruw trok ze de deuren open. Het kleine beetje licht uit haar kamer weerspiegelde op het zwarte metaal voor haar. Ze pakte een klein pistool en woog het in haar handen. Op de loop waren rozen gegrafeerd en het handvat gaf veel grip. Ze richtte op een willekeurig punt op de betonnen muur en haalde de trekker over. Met een soepele klik en een knal schoot er een kogel weg. Diep in de muur kwam het moordende ding terecht. Goedkeurend knikte Rebecca en stopte het pistool en een kartonnen doosje met twintig glimmende kogels in haar rugzak. Ook propte ze er twee van de zilveren buizen bij en stak ze een mes onder haar riem. Als laatste zocht ze haar zware laarzen. Ze plofte neer op haar bed en trok de veters hard aan. Ze blies haar adem tussen haar tanden uit, het duizelde haar. Ze zouden uitvaren zo meteen, misschien zag ze deze kamer wel nooit meer terug. Ze keek naar de betonnen muur waar ze zojuist op had geschoten. De muur zat vol met kogelgaten, van alle keren dat Rebecca op verkenning was geweest en een wapen had getest. Paniek en angst sloegen toe, dus besloot ze de gaten te tellen. Moran zou haar komen halen als het zo ver was. Haar angst en paniek ebden weg en ze besloot zelf naar de kleine haven te lopen. Toen ze door de straten liep hoorde ze zacht gefluister. Mensen stapten gehaast opzij. Waren zij zich bewust van wat er op het spel stond? Als deze missie mislukte... Neen. Daar mocht ze zeker niet aan denken. Niet nu. Dus liep ze met opgeheven hoofd door de straten, haar stampende passen verraadden haar zenuwen niet. Niets aan haar houding liet zien hoe bang en zenuwachtig ze was, daar was ze zich bewust van. Dat zou vast de reden zijn geweest dat ze in de haven onder luid gejuich en geklap werd begroet door de zeelieden. Rebecca wist niet waar ze de zelfverzekerde glimlach vandaan haalde, maar het maakte de zeelieden vrolijker dan ze ze ooit had gezien.

"Rebecca, deze kant!" Een potige man wenkte haar. Rebecca herkende hem meteen, het was Sven, de kapitein van het schip waar ze op zouden gaan.

"Hoe gaat het, Sven?" De eens bruine baard van de oude zeeman werd grijzig, net zoals zijn haar. Hij had ogen die zoals de zee waren, als hij boos was zag je de storm in zijn ogen. Was hij blij, dan glommen zijn ogen zoals de zon die weerkaatste op het water. Sven grinnikte maar toen hij Rebecca's gezicht zag trok hij haar mee het schip op. Rebecca was lijkbleek, haar gebruinde huid was wit weggetrokken en haar hele lichaam trilde. De houten loopplank kreunde toen Sven eroverheen stampte, Rebecca zachtjes voor zich uit duwend.

"Ze mogen je niet zo zien" mompelde hij. Hij pakte een glas en vulde hem met bier uit de tonnen voor de kapiteinshut. Rebecca sloeg de drank achterover. Een warm gevoel ging door haar hals naar haar maag. Onmiddellijk ontspande ze en ze mompelde een bedankje. Sven knikte alleen en gaf een kneepje in haar schouder. Rebecca ademde diep in en uit en ging toen naar de rand van het dek. Ze zouden uit gaan varen binnen een paar minuten. Om haar heen begonnen de mensen te juichen toen de touwen los waren. De wind stond in de zeilen en deze bolden op. Het grote schip kwam in beweging en golfjes sloegen kapot tegen de romp.

"Sven! Sven, waar is professor Moran?!" Schreeuwde Rebecca in paniek naar de kapitein. We konden hem absoluut niet achterlaten. Sven begon te grijnzen. Toen zachtjes te grinniken en later schudde hij van het lachen.

"Wat is er zo grappig?" Rebecca's stem sloeg over en ze beende op Sven af. Alle zenuwen waren haar lichaam uit en ook het zieke gevoel was verdwenen. Als Sven niet snel op zou houden, zou ze haar vuist in zijn ronde gezicht stompen. Of hij dan nog zo hard lachte. Hij zag haar boze blik en onmiddellijk stopte hij met lachen.

"Professor Moran mag helemaal niet van het eiland. De kans dat hij dan terugkeert naar zijn eigen lab of ons verraadt is veel te groot," legde Sven uit. Rebecca's mond zakte open. Dit kon niet waar zijn. Moran was haar vriend. Hij zou hen niet verraden. Rebecca weigerde het te geloven en zakte piekerend op het houten dek in elkaar. Ze ademde diep in via haar neus en uit via haar mond. Wat als hij hen wel wilde verraden? Het maakte niet uit. Professor Moran zat niet op dit schip en daarmee was het onderwerp afgerond. Rebecca wist niet zo goed meer wat ze moest geloven. Was professor wel hun vriend? Wilde hij hen eigenlijk wel helpen? Of had hij hen gebruikt? Het duizelde Rebecca voor de derde keer vandaag. Haar gevoel schommelde van enthousiasme naar paniek naar angst. Als deze missie was bedacht door professor Moran, en hij had zich op dit schip verstopt, kon dat twee dingen betekenen. Of het was zelfmoord en Moran zou hen naar de ondergang van de rebellen leiden, of ze zouden de wereld proberen te redden.

Sven greep Rebecca bij haar arm en trok haar omhoog.

"Weet je wat je moet doen? Minder nadenken. Professor Moran zit niet op dit schip." Hij keek haar streng aan. Rebecca's ogen stonden leeg, ze was aan het verdrinken in haar gedachten. Sven schudde haar flink door elkaar en langzaam keerde Rebecca terug naar de echte wereld.

"Heb je me gehoord, Rebecca? Professor Moran zit niet op dit schip," Rebecca keek hem aan.

"Hoe weet je dat zeker Sven? Als die man slim genoeg is om ons in de val te lokken, waarom zou hij zich dan niet op een draak van een schip kunnen verstoppen?" Rebecca voelde hoe angst bezit van haar nam. Svens greep verslapte en hij dacht koortsachtig na. Toen veranderde zijn gezicht naar een harde uitdrukking.

"Professor Moran is hier niet. Klaar."

"O is dat zo, kapitein Sven?" Morans stem sneed door de lucht. En Rebecca? Die kreeg geen adem.

~Rosanna~

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Nov 23, 2016 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

ijzeren perfectieWhere stories live. Discover now