Terugblik
''Hij zou zijn vlinder bevrijden van de verstikkende ketens van verdriet en zorgen. Efrin zou hem koesteren en liefhebben, voor eeuwig. Eden Vadros zou eindelijk van hem zijn. Zijn vlinder had immers geen andere keus.''
3 | Gebroken godin
Sommige dagen, wanneer hij de voordeur bruut opende met de punt van zijn laars, werd Eden overrompeld door een plotselinge stroom van emoties. Als elektrische schokken trokken ze door zijn aderen. Ze lieten zijn huid tintelen, verdoofden langzaam maar zeker ze zijn hele lichaam. Er waren dagen dat Eden het liefst ter plekken ineen zou storten. Om doodstil op de kille, met verfspetters bezaaide vloer te liggen en zich vrijwillig over te geven aan de knagende vlagen van verdriet en teleurstelling. Vandaag was zo'n dag.
Bij het passeren van de drempel voelde hij al hoe zijn keel vernauwende, hoe zijn spieren star protesteerden terwijl Eden de krakende deur terug dwong en in het slot klikte. Het geluid werd gemaskeerd door zijn briesende ademteugen. Kort bleven Edens handen boven de rotte houtplanken zweven. Zijn ogen gesloten nam hij de overheersende lucht van verfdamp in zich op, het zorgde ervoor dat zijn maag zich krampachtig samentrok, zich vormde tot een onontwarbare knoop. Voor een moment bleef hij zo staan, bewegingloos, enkel het op en neer gaan van zijn borstkas, terwijl hij de moed bijeen schraapte om zichzelf om te draaien. Zodat hij, al rillend, een blik in de voor hem uitstrekkende gang kon werpen. Eden wist wat hem daar stond op te wachten. Zelfs in zijn dromen leken de beelden hem te achtervolgen en hij twijfelde of hij het aankon om, voor de zoveelste keer, de confrontatie met ze aan te gaan.
Ondanks dat hij fluisterde, schalde zijn stem hard door de verlate ruimte. 'Stel je niet zo aan.' Voor een moment leek Eden zijn eigen stemgeluid niet te kunnen herkennen, kon hij de bittere klank van zijn woorden niet plaatsen. Het schokte hem. Bijna net zoveel als het feit dat hij zojuist Zephyr blijk had gegeven van zijn thuiskomst. Zijn adem ingehouden, wachtte Eden tot de zware voetstappen de heersende stilte zouden verbreken, maar, zelfs al had Zephyr hem gehoord, hield hij zich gedeisd.
Dronken, dacht Eden met gemengde gevoelens van vrees en opluchting. Hij was onvoorspelbaar, opvliegend zelfs, wanneer hij gedronken had. Maar aangezien Zephyr in beschonken toestand amper zijn ene voet voor de andere kon zetten, maakte Eden zich niet al teveel zorgen. Hij kon zijn vaders mogelijke uithalen nu moeiteloos ontwijken.
In één grote uitademing dreef Eden de zuurstof uit zijn longen, klemde zijn handen tot twee stevige vuisten en draaide zich een kwartslag. De hal was beangstigend duister.Toch kwamen de beelden, de kleuren minder intens in de schemering, direct op hem af. Hij moest zichzelf dwingen om niet opnieuw zijn oogleden dicht te knijpen, zichzelf af te sluiten voor hetgeen wat hij zag. Want Eden werd, waar hij zijn ogen ook richtte, achtervolgd door haar aanblik. Haar levenloze ogen leken hem te volgen terwijl hij zich als een ledenpop door de hal bewoog om een vlugge blik in de woonkamer te kunnen werpen. Ook hier werd hij begroet door haar onstoffelijke verschijning. Hij walgde.
Het hele huis was vervuld met haar aanwezigheid. Zelfs al was het zeven jaar terug dat ze de houten vloerdelen had bewandeld. Jaren geleden had ze haar laatste stap over de voordeurdrempel gezet. Zeven lange jaren waren verstreken sinds de nacht dat ze haar spullen pakte en voor goed uit Edens leven verdween. Spoorloos, alsof de persoon Mirana Vadros nooit bestaan had.
Overal leek ze te zijn vergeten. Het was lang geleden sinds Eden haar naam door de stad had horen zwieren, uitgesproken door bekenden en onbekenden. De vele tekeningen, schilderijen en beeldjes die het Vadros onderkomen van vloer tot plafond bedekten waren de enige tastbare aandenkens die Eden aan haar had, herinneringen aan een moeder die met het sterven van de tijd steeds meer oogde als een onbekende.
JE LEEST
De ondergang van Eden
Short StoryCeres City, de hoofdstad van Edon en tevens één van de drie steden die de Aanval hebben doorstaan. De stad is een veilige haven. Afgeschermd door een koepel, die de inwoners weet te beschermen tegen de nucleaire straling. Een plek waar planten groei...