hoofdstuk 1

6 1 3
                                    

Ik werd met knallende hoofdpijn wakker. Ik opende mijn ogen maar sloot ze meteen weer toen het daglicht me verblinde.
Ik wreef in mijn ogen. En kreunde van de slaap. Toen ik mijn ogen opende staarde ik in chock naar mijn handen. Mijn nagels waren ingescheurd en er zaten korsten van hard geworden bloed onder mijn nagels. De vingers aan mijn rechterhand waren in wit verband gewikkeld. Ik keek om me heen. Links van mijn bed stond een zilver karretje op wieltjes. Op het karretje lag een schaartje en een leeg rolletje verband naast een witte EHBO-koffer.
Er shoot een steek van pijn door mijn hoofd. Ik kromp ineen en voelde met mijn hand aan mijn slaap. Mijn hoofd voelde blauw aan. Ik stapte uit bed om in de spiegel die in de badkamer hing te kijken. Zodra ik rechtop stond voelde ik me duizelig en moest ik mezelf terug in bed laten zakken.

Wat was er gebeurt?
Mijn herrineringen waren door elkaar gehusseld.
Mijn zuster kwam controleren hoe het met me ging, is het laatste wat ik me kan herrineren.
Maat dat kan niet het laatste zijn wat er is gebeurt. Waar kwamen deze verwondingen vandaan?
Met een zucht zakte ik weg in mijn bed. Ik draaide mijn hoofd om uit het raam te kijken.
De lucht was blauw en er zat een klein vogeltje op de rand van het raam.
Wacht eens even..
Het raam!
Alle herrineringen van gisteren suisden mijn hoofd binnen.
Ik legde mijn handen over mijn oren in een ter vergeefse poging om de stroom van herrineringen tegen te houden. Naarmate meer en meer herrineringen naar boven kwamen werd ik steeds banger voor de afloop.
Toen alle herrineringen op een rijtje stonden begonnen mijn ogen te prikken.
Ik staarde uit het raam zonder iets te zien. Een gevoel van leegte en verdriet wisselde elkaar af.
Gefrustreert trapte ik met mijn voeten naar de lakens terwijl hete tranen over mijn wangen stroomden.

Ik hoorde iemand lachen en keek om me heen of er iemand te zien was.
Mijn schouders gingen heen en weer en ik kwam tot de conclusie dat ik aan het lachen was.
Ik bedekte mijn mond met mijn hand en klapte lachend voorover toen ik me bedacht hoe idioot ik er momenteel uit moet zien.
Er ging een rilling over mijn rug en ik wist dat ik niet alleen was. Ik keek opzij en in mijn deuropening stond een zuster. Een nieuwe zuster.
Ik stopte abrupt met lachen en staarde haar aan. Ze kwam de kamer binnen en zwaaide zachtjes naar me.

"Hallo, Maria," begon ze. "Ik ben je nieuwe zuster. Mijn naam is Jullia." Ze stak haar hand naar me uit.
Een nieuwe zuster? Betekent dat dat de oude zuster.. dood is?
Dat zou toch niet zo zijn?
Ik had door dat ik haar negeerde en stak snel mijn hand uit om die van haar te schudden.
Ze ging op een kruk zitten en begon tussen de spulletjes op het karretje te rommelen.
Ze vroeg of ik haar mijn linkerhand wou geven. Ik stak hem naar haar uit en ze begon het opgedroogde bloed weg te vegen met een naar alcohol ruikend doekje. Ik keek toe hoe ze mijn vingers een voor een verbond.
"Mevrouw," begon ik zacht. "Waar is mijn oude zuster?"
Ze keek me even aan maar glimlachte toen. "Ze ligt momenteel in het ziekenhuis. Het is niets ernstigs, eerlijk waar. Ze moet er alleen even blijven totdat de dokters hebben bevestigd dat ze geen hersenschudding heeft."
Ik staarde haar aan.
Mijn schouders schokten en ik begon te snikken. De zuster schrok en sloeg snel haar armen om me heen, zoals een moeder dat zou doen. "Shhht.. zei ze. Het is oke," zei ze. "Het is oke. De schuld ligt niet bij jou."

~

Ik zat op de tweede verdieping van de kliniek. Aan een lange tafel in een kamer die de medewerkers de eetkamer noemen. Ik zat alleen aan tafel. De andere kinderen hebben het al snel afgeleerd om naast me te gaan zitten.
Meestal schreeuw ik naar ze en jaag ik ze weg.
Dit is overigens geen vreemd gedrag in deze kliniek.
Deze plek word een kliniek genoemd, maar iedereen weet dat dit een gekkenhuis is. Ik ben al eens eerder in een kliniek geweest. In een kliniek krijg je hulp, en word je behandeld om beter te worden. Ze kijken daar naar hoe het met je gaat, hoe ze je het snelst en best beter kunnen maken. Op deze plek krijg je alleen te eten, en worden de mensen betaald om je hier te houden.
In een kliniek zitten mensen met eetstoornissen, of mensen met depresifiteit.
Ik word omgeven door mensen die met onzichtbare vrienden praten. Mensen die hun geheugen kwijt zijn en daardoor denken dat ze Stalin zijn. Mensen die met zichzelf praten en mensen die naar een tv die uit staat kijken, terwijl ze met de afstandsbediening van kanaal wisselen en klagen dat er niets leuks op tv is.
De mensen om me heen zijn gek. En ik ben het langzaam ook geworden.
'De schuld ligt niet bij jou' Zeggen ze dan.

De dokters zeggen dat ik lijd aan een gespleten personaliteit.
Een syndroom dat me uitbarstingen van geweld geeft. Dan neemt de demoon die zich in mij heeft gevestigd mijn lichaam over en doe ik dingen waar ik geen controle over heb.  Ook zeggen ze dat ik last heb van waanbeelden.

Dit laatste is onzin. Dit zeggen ze omdat zij niet zien wat ik kan zien.
Zij zien mij anders dan ik mezelf zie. Ik ben er nog niet uit of ze blind zijn, of dat er maar een paar mensen zijn die kunnen zien wat ik zie.
Misschien is dit allemaal een test. Dan zit er iemand van bovenaf te kijken hoe ik me uit deze situatie red. Dat zou betekenen dat ik uitverkoren ben.

Wat ik zie, maar niemand anders lijkt te zien is namelijk iets bijzonders.

Ik heb vleugels op mijn rug.

~

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Sep 21, 2016 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

AngelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu