Hoofdstuk 10

25 2 0
                                    

Na een week begin ik me eindelijk weer een beetje de oude te voelen. Vandaag is het weer tijd om naar kantoor te gaan. Ik neem net een hap van mijn appel, als de deuren van het kantorencomplex openschuiven.

Ik neem plaats achter de balie en leg al mijn spullen klaar. Mijn kracht is altijd gestructureerd werken geweest. Rust is prestatie.

Om de paar minuten komen mensen in een net pak binnen, om vervolgens in de lift te stappen. Zo loopt het de hele dag in en uit.

"Goedemiddag. Klopt het dat u Jana Zakia bent?" Ik kijk op van mijn werk en kijk in het gezicht van een redelijk jonge man met bruine ogen en bruin krullend haar.

"Ja, ik ben Jana Zakia. Kan ik u ergens mee helpen?" "Het gaat over de blogs die u heeft geschreven. De manier hoe je schrijft sprak me aan. Ik zit bij een organisatie die opkomt voor de mensen met een depressie of andere psygische ziektes."

Geïntreseerd luister ik naar de man voor me, die met zijn armen overelkaar op de balie leunt. Ik ben benieuwd wat hij nog meer van mij wilt.

"Zou jij bereid zijn om te spreken op 1 van de  workshops die wij geven? Je zou kunnen vertellen waarom jij je in de ziektes intreseerd en wat jij veranderd zou willen hebben."

Langzaam knikkend kijk ik de man aan. Er zit wat in. "Zou ik er nog even over mogen nadenken?" "Vanzelfsprekend!" Zijn hand verdwijnt in zijn zak en haalt er een kaartje uit, wat hij over de balie aanrijkt. "Mijn visitekaartje, mocht je tot een beslissing zijn gekomen."

Ik neem het kaartje aan en knik als antwoord naar hem. "Dan zal ik je nu niet langer storen. Prettige dag verder!" "Bedankt. U hoort van mij."

De kleine wijzer op de klok boven de deuren tikt de 5 aan en de grote wijzer de 12. Mijn dag zit erop. Ik ruim alles op en verlaat het gebouw met de gedachte dat de tweeling bij een zus van Tom is, dus dat ik alleen met Tom thuis zal zijn.

Thuis vertel ik het verhaal aan Tom. "Lieverd, kijk je wel uit dat je er niet te veel mee bezig bent?"

"Ben je bang dat ik ook zoiets krijgt? Echt niet. Dan ken je me nog maar half." Ik zie heus wel over mijn Ipad heen dat Tom met zijn hoofd schud.

"Ik heb tante Wiet gezien." Ik krijg kippenvel over mijn hele lichaam en mijn adem versnelt. Heeft Tom niet door dat dit niet takties is om nu te zeggen? En kon hij dat gewoon niet verzwijgen?

"Ze vroeg hoe het met je was. En met mij en de tweeling. Ze leest nog steeds jouw blogs."

"Nu toont ze opeens wel intresse? Ze heeft me verrot geslagen! En nu de lieve vrouw uithangen? Ga toch weg."

Mijn angst zet zich om in boosheid. Mijn overlevingspatroon. Met een zwaai gooi ik mijn Ipad naast me en loop de woonkamer uit.

Het voelt goed om de deur dicht te gooien en de trap op te stampen. Ik laat me voorover op bed vallen. Er tikt een zoute druppel op mijn lip. Met mijn hand haal ik mijn tranen weg en ga rechtop zitten. Met een langzame beweging schuif ik mijn shirt aan de rechterkant aan de kant. Een litteken wordt zichtbaar.

Het beeld komt terug van tante Wiet. Het aardappelmesje voel ik opnieuw mijn huid binnen dringen. Ik had niks gedaan en kon mij niet verweren.

Twee klopjes op de deur. "Jana, het spijt me, mag ik binnen komen?" Ik sta op en open de deur. Tom stond dicht bij de deur, dus nu ook dicht bij mij. Mijn ogen blijven hangen bij zijn bruine ogen.

"Sorry Jana, volgens mij was dat een domme mannenactie." Ik vergeef het hem, natuurlijk. Mijn beide armen leg ik om zijn nek en geef hem een lange zoen.

"Jana, de aardappeltjes verbranden." "Hè wat jammer nou." We lachen door onze zoen heen.

Jana ZakiaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu