Hoofdstuk 15

38 1 0
                                    

Terwijl de tweeling aan tafel zit te kleuren, ben ik aan het stofzuigen. Een bezigheid, waarbij ik automatisch heel veel ga nadenken. Deze keer denk ik over volgende week na, als ik voor de eerste keer een lezing ga bijnwonen.

"Mama, er komen twee mensen de tuin in, ik denk dat ze gaan aanbellen." Zonder dat ik zelf weet waarom, gaat mijn hart sneller kloppen.

Ik zet de stofzuiger uit en kijk uit het raam. Inderdaad staan er een man en een vrouw voor de deur. De man is kaal en draagt een pak, de vrouw heeft blond, krullend haar en draagt zwarte kleding.

In de gang doe ik de kamerdeur achter mij dicht. Met een nieuwsgierig gevoel doe ik de voordeur open, zonder dat de mensen hadden aangebeld.

"Goedemiddag, waarmee kan ik jullie mee van dienst zijn?"

"Goedemiddag. Recherce Amsterdam Noord.  Ik ben Lotte Goedhart en dit is mijn collega Ben Kok. Mogen we even binnen komen?"

Ik volg hun beide handelingen, als ze hun kaartjes weer terug stoppen in hun jaszak. Even weet ik niet wat ik moet zeggen. Politie? Bij mij aan de deur?

"Mevrouw?"

"Ow ehm ja sorry. Kom verder."

Ik laat ze binnen stappen en sluit de deur weer achter hen. Ze wachten beleefd tot ik hun voor ga naar de woonkamer.

"Mama wie zijn dat?" "Mensen die even met mama komen praten. Kleuren jullie maar lief verder." Ik glimlach geruststellend naar de meiden, die onbezorgd lijken door te kleuren.

"Kan ik jullie wat te drinken aan bieden?" Met de ogen van een moederleeuw kijk ik de blonde vrouw aan die naar de tekeningen van de tweeling kijkt. In mijn ogen kijkt ze ernaar,  alsof ze iets verkeerds hebben gedaan. Ik zal wel te oordelend zijn.

"Nee danku. Kunnen we even gaan zitten?" Met mijn hand maak ik een uitnodigende beweging richting de bank.

Ik wrijf wat over mijn broek en kijk ondertussen van beneden naar de twee mensen die voor me zitten.

"Mevrouw Zakia, klopt het dat u het nichtje bent van Wiet Zakia, waar u bent opgegroeid?"

Ik voel de haat door mijn lichaam stromen. Een gek gevoel, is dat. Toen ik voor het eerst van de emotie 'haat' had gehoord, wist ik niet dat je iemand zo ontzettend kon haten.

"Ja dat klopt. Maar vanaf mijn achttiende heb ik geen contact meer met haar gehad."

"En waarom niet?" "Jullie zijn toch geen psygologen?" Ze mogen niet te dichtbij komen, ze kennen mij niet. "Uw tante wordt verdacht op de moorden op vier vrouwen waarbij een guichelheilplant is achtergelaten. Wij vermoeden dat u één van de slachtoffers zal zijn."

Geef me alsjeblieft heel even de tijd om dit te laten bezinken. Of net te doen alsof dit niet gebeurd. Laat me ademhalen, de leugen geloven. Laat dit niet zo zijn.

"U zegt een vierde moord, het waren er toch nog maar drie?" "De vierde is gisteravond gepleegd."

"En wat gaat er nu gebeuren?" reageer ik koel. Wat moet ik anders? Is er wel iemand die hierop normaal kan reageren? Ik weet nu niet eens wat normaal is.

"We hebben geen idee hoe uw tante handeld. We hebben nog maar weinig motief. Het enige wat we weten is dat uw tante een plantenkas heeft met guichelheilplanten en een strafblad heeft. Verder hebben we nog wat dingen nagetrokken en haar daardoor een verdachte kunnen noemen." Ik merk heust wel dat de mensen tegenover mij begrip proberen te tonen, maar is dat uberhaüpt wel nodig?

"Hoe groot schatten jullie het risico, dat mij wat gaat overkomen? Ik heb een man en kinderen, ziet u."

"Mam, moord is toch iemand doden? Dat doen toch mensen die elkaar niet lief vinden?" De blik waarmee Eva mij aankijkt, zal ik nooit vergeten. "Ja liefje, dat klopt." Meer krijg ik niet uit mijn mond.

"Mevrouw, wij gaan er alles aan doen om, als het uw tante is, haar niet de mogelijkheid te kunnen geven, u iets aan te doen. We hebben alleen nog veel te weinig bewijs om haar aan te houden. Daarom zijn alle tips welkom. Als u iets te binnen schiet of u voelt zich niet veilig, dan kunt u altijd bellen."

Met een kleine glimlach neem ik het kaartje van de blonde vrouw aan en stop het in mijn broekzak. "Bedankt," mompel ik nog.

Tot mijn opluchting staan ze op en lopen naar de gang. Door hun aanwezigheid hangt er een bedrukte sfeer in huis.

In de gang draait de man zich om. "We houden een oogje in het zeil, maakt u maar zich geen zorgen." Ik knik en sluit de deur, zodra ze beiden over de drempel zijn gestapt. Ik kijk mezelf aan in de spiegel, maar weet niet wat ik moet zien.

Jana ZakiaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu