hoofdstuk 1

11 2 0
                                    

Oké jongens, we gaan op kamp naar Brazilië. Echt, mogen we daar naar toe!? Ja dat mag, hoop ik. Maar in Brazilië zijn toch slangen? Ja, daarom is het ook vet cool. Soms denk ik dat ik de leraar ben, hij is echt een kleuter. Nou, doe niet zo gemeen. Ja, maar hij is wel een sukkel. Wisten jullie dat ik voor jullie sta. O, hallo meester. Morgen gaan we naar Brazilië, trek niet je netste kleren aan, doe gewoon maar iets lelijks aan. Mijn moeder koopt geen lelijke kleren. Waarom niet? Omdat die kleren lelijk zijn. Goeie reden hoor, nog vragen. Mag ik mijn computer meenemen? Wie heeft nog een slimme vraag? Niemand, oké dan gaan we. Het was toch morgen, of heb ik niet opgelet. Ja het is morgen, oké nou tot morgen. De volgende dag is iedereen klaar. Nou we zijn klaar om te gaan. Na 12 vermoeiende uren zijn ze in Brazilië. Oké gelukkig hebben er maar 24 van de 32 kinderen gekotst, ik had er 30 verwacht, Maar dat is gelukkig niet zo. Waar moeten we naar toe? Naar het bos sukkel, we gaan niet hier op straat slapen. Ik bedoel in welk bos gaan we slapen? In het bos dat we als eerst tegenkomen. Maar dan moeten we misschien nog uren lopen. Nee geen uren. Gelukkig. Maar dagen. Wat hoeveel dagen?! Minimaal 2, maximaal 9. 9 is wel een beetje veel. Kom we gaan, anders komen der nog uren bij. Een paar uren later. Bah, waarom moesten we persé naar Brazilië toe. We wilde gewoon slangen zien, en we waren vergeten dat de meester zo'n sukkel is. Dit wordt nog een hele lange maand.

survivalWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu