hoofdstuk 3

9 1 0
                                    

De volgende dag vertrekken ze uit het huis. Oké jongens, we gaan weer lopen. Maar ik wil uitslapen. Jij bent echt lui. Ik heb ook mijn rust nodig. Ja ik heb geen zin om op te staan. Wie gaat er mee? Alleen arania. Oké, kom we gaan. Ze gaan de trap af. Boem. Toen viel ze. Ik ga, doei. Doei. Bij de meester gaat het helemaal fout. Oké opstaan, we gaan meteen. Hé een briefje. Er staat op. Sorry we willen niet met zo'n sukkel als u op pad, hopelijk zie ik u ooit terug, doei. Ze hebben me achtergelaten, hoeveel zijn er nog? 4 mensen. O nee. Bij die kinderen wordt veel gezeurd. Zijn we er al bijna. Nee natuurlijk niet. Het is hier eng. Ja het zit hier vol met slangen. Kijk daar is een hele grote slang. Ja, en daar moeten we onder door. Wat, maar dat is een wurgslang. Kijk ik ga er met gemak onder door. Nu ik. Ssss. Hij is wakker. Snel der onder door. 1 voor 1 rennen ze der ondoor. Hij blokkeert ons, stoppen. Rustig slangetje. Snel, ren weg. Au, ik ben gevallen. Nou en, dat boeit ons niet. Hij wordt gewurgd. Niet kijken, het is heel vies. We kunnen ook weg rennen. Goed idee, kom jongens, rennen. Zijn we hem kwijt. Ja al een hele tijd. Jongens kijk, een berg. Dat is wel een hele hoge berg. Zullen we der omheen gaan. Nee we moeten hem beklimmen. waarom? Omdat ik het zeg. Geef een reden. Dan weten we waar we zijn. Dan kunnen we in een boom klimmen. Ja, en wie kan er hier boom klimmen? Zo te horen niemand. Nou dan gaan we de berg op. Nee. Nou dan wachten we tot dat we gewurgd worden door slangen, of verscheurd worden door tijgers, ik vind best als jullie beneden blijven. We gaan wel met je mee. Bij het kind wat in zijn eentje is gaat het goed. Ik zit al 2 dagen te lopen, en nog niks gezien. Ik ga wel in dat hol overnachten. Ah bah konijnen kuitels. Zie ik daar nou licht. Hé jochie, hoe komen we uit dit bos? Weet ik niet meester. Hé zijn er hier in de buurt nog andere. Nee volgens mij niet. Bij de kinderen in het huis wordt er nog steeds gezeurd. Oké opstaan, we gaan nu toch weg. Oké, maar ik wil niet via de trap. Oké, dan gaan we uit het raam. Kom pak dat stro, en gooi het naar beneden. Waarom? Doe het nou maar. Ja, en nu. Nu naar beneden springen. Nee straks breken we een been. Hoe gaan we anders? Knoop die lakens aan elkaar, en Gooi dat naar beneden. Pak het snel, je moet het vastbinden. Dat zij je niet. Nou je kan toch nadenken, bind het maar vast. Ja en nu. Nu moet je het naar buiten gooien. Oké, nu moeten we er vanaf glijden. Ok. Oké jongens opstaan, en naar beneden glijden. Ze gingen naar beneden. Oké iedereen beneden, dan. Krak. Breekt het touw af. Ja het touw is afgebroken, maar het huis gaat ook breken. Springen. Goed zo, en nu rennen. Kom we slapen achter die struik. Kijk het huis gaat in vlammen op. Dat is het engste wat ik ooit heb meegemaakt. Dit is nog het begin.

survivalWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu