Hoofdstuk 3 - Sofie

9 0 0
                                    

Ik wist niet wat ik er van moest vinden. Moest ik het te overdreven vinden van de regering dat ik een straf had gekregen wegens het willen zorgen dat een vriendin op tijd zou komen of moest ik het zien als een straf die goed terecht stond voor wat ik had gedaan? Hoofdschuddend stond ik op vanaf de bruine, krakende stoel. Als ik een paar kilo meer had gewogen en een tijd langer daar zou moeten hebben gezeten was ik er hoogstwaarschijnlijk doorheen gezakt. Ik keek strak naar voren, naar de man die had besloten welke straf wij hadden gekregen. Ik probeerde geen emotie te vertonen en al helemaal niet toen hij me glimlachend aan keek. Iets in mijn binnenste zei dat deze straf niet terecht was en dat die glimlach kwaadaardig was. Direct begon er een ander stemmetje in mijn hoofd te klagen met dat ze het beste met me voor hadden. Ze zouden me nooit kwaad doen, daar was de regering te goed voor. De tafel waar de man voor stond was een simpele tafel zonder tierelantijntjes. Alles was egaal, glanzend en schoon in de kamer. De muren waren lichtblauw geverfd wat goed past bij deze zaal, omdat het plafond zo hoog reikt. Het enige wat de hele ruimte verpeste was de sfeer. De sfeer was niet prettig. De mensen die tegenover ons hadden gestaan waren alweer druk bezig met andere problemen terwijl wij nog voor ze stonden. Wij wisten niet waar we heen moesten dus bleven we maar ongemakkelijk op onze plaats staan, althans, ik bleef op mijn plaats staan. Oliver liep snel met Dara richting een zandkleurige deur waar het cijfer zes op stond. Hoe wisten ze dat ze daar heen moesten?

“Sofie kom je nog?” zei Oliver, over zijn schouder naar mij kijkend. Net toen ik op het punt stond om te vertrekken hoorde ik een vreemde kuchje links van mij. Ik draaide me om en keek recht in de grijze ogen van een jongen. Natuurlijk. Er had een vierde persoon bij gezeten, dat was ik helemaal vergeten. Ik wachtte tot hij overeind zou komen, maar dat deed hij niet. “Eh kom je nog?” stamelde ik. Ik voelde de ogen van meneer Skey in mijn rug prikken.

“Ik ben doof”

“O” zei ik en bloosde lichtjes. Zou hij weten dat hij een taakstraf had gekregen? En hoe kon ik hem vertellen dat ik niet wist waar hij heen moest? Ze zeggen toch dat je extra goed moet articuleren bij doven? Of heb ik dat verkeerd mee gekregen? Ongemakkelijk schoof ik heen en weer. Help, dacht ik.

“Wij” ,zei ik en wees naar Oliver, Dara en mezelf, “Moeten door de deur met cijfer 6”, ik wees naar de deur en beeldde met mijn handen het cijfer zes uit.

“Oké” antwoordde hij. Hij stond op en liep achter mij aan richting de deur. Ik keek nog een keer achterom naar meneer Skey en zag een veraste blik in zijn ogen. Ik draaide me snel om en liep door de deur, samen met de anderen. Zodra we de deur door waren gelopen vielen de touwen van ons af alsof de zwaartekracht hen te veel werd. We stonden in een slecht verlichtte ruimte waardoor we niet goed konden zien waar we waren. Waar moesten we heen?

“B. je zult je moeten registreren om een overnachting te kunnen krijgen in een kamer” zei Dara ineens. Ze keek hem niet aan, wat ik vreemd vond gezien zij toch wel moest weten dat hij doof was?

“Oké”

“Hé? Je bent toch doof?” flapte ik eruit.

“Het wisselt. Soms ben ik blind, soms doof. Ik kan kiezen op welk moment wat ik wil” zei hij.

Verbaasd keek ik hem aan. Daar had ik echt nog nooit van gehoord, was het eigenlijk wel mogelijk? Blijkbaar wel. Ik kreeg het idee dat de dag met de minuut gekker werd. Zou het nog vreemder worden?

“Laten we snel deze kamer uit gaan, ik wil naar mijn bed” zei Oliver. Hij leek mijn gedachten voor te lezen. Iedereen knikte instemmend. We liepen door de ruimte heen en trokken de eerste deur open die we konden vinden.  We kwamen weer in een lange hal terecht, maar aan deze hal grensde al verschillende kamers. De gangen waaraan kamers grensde waren altijd spierwit en werden verlicht met fakkels die blauw licht gaven. Een soort ouderwetse moderne styl was het. In mijn woorden was het gewoon vreemd. Net alsof ze niet goed wisten wat ze moesten kiezen. Soms gaven ze de fakkels een andere kleur, op speciale dagen of met seizoenen. Zo waren ze in de winter altijd blauw, in de zomer altijd oranje, in de lente altijd groen en in de herfst rood. Zo zouden we, volgens de regering, tenminste nog een beetje weet houden van de verschillen in seizoenen. Wat ik persoonlijk altijd geweldig vond aan de zomer en de lente was dat ze dan de vloeren van iedere gang een eigen styl gaven. Zo hadden wij altijd bloemen in regenboogkleuren en bij de kamer van Dara hadden ze altijd wolken met een zon die fel scheen in het midden. Maar in de winter was het altijd spierwit met blauwe fakkels. Nooit veranderde dat. Ook hadden ze soms zelfs een ventilator aanstaan die het koud maakte in de gang zodat je wel het idee moest hebben dat het winter was. Verschrikkelijk vond ik het als ze dat deden, dat was toch zeker nergens voor nodig? “Hoeveel dagen duurt het nog tot de lente?” vroeg ik.

“Zeventien” zei Dara.

Toen ik haar stem hoorde besefte ik weer wat er was gebeurd, nog minder dan een uur geleden. Waarom was ze eigenlijk te laat? En waarom had ze een langere straf? “Dara waarom…” voordat ik mijn zin af kon maken sprak ze me tegen.

“Ik wil het er niet over hebben, gaan jullie met B een kamer regelen? Mijn kamer is hier namelijk” zei ze snel.

 Voordat Oliver en ik er ook maar tegen in konden gaan was ze al verdwenen. Dit was niets voor Dara. Wat was er gebeurd? Waarom deed ze zo? Misschien dat ze er morgen  wel over wil praten? Ik keek Oliver aan en haalde mijn schouders op. We hadden geen keuze meer, we moesten nu wel zorgen dat B een kamer zou krijgen anders had hij nog meer problemen. Gezien zijn uiterlijk kwam hij overduidelijk uit het Zuiden, dat zou betekenen dat hij hier zo verdwaald zou kunnen raken en dat wilde ik hem niet aandoen.

“Sofie ik wil echt naar mijn kamer nu, je kan het ook wel alleen toch?” zei Oliver. Hij zag er vermoeid uit en hij zou waarschijnlijk ook nog flinke ruzie met zijn moeder krijgen over wat hij had gedaan. Die was daar zeer streng in.

“Oké”

Oliver was al snel uit het zicht verdwenen en B en ik hadden nog een hele weg te gaan voordat we een kamer voor hem zouden hebben geregeld.

“Jouw naam is Sofie is het niet?” zei de man achter het loket. Via hem zouden we bij de regeling van alle kamers komen en dan zou ik hopelijk, als het meezat, binnen tien minuten bij mijn eigen kamer zijn en dan kon ik gaan slapen.

“Dat klopt. Ik kom hier om een kamer te regelen voor B.” zei ik en wees naar hem. Ongemakkelijk glimlachte hij naar de man, wiens naam ik niet kende. Hij keek met gespleten ogen toe.

“Kom jij niet uit het Zuiden jongeman?” zei de man die net nog zo vriendelijk had gesproken met een zware stem. “Zuidelingen horen hier niet” besloot hij zijn zin te eindigen.

“Eh ja maar er zijn een aantal problemen, daarom moet hij hier tijdelijk blijven. En om een kamer te krijgen moeten we hem toch registreren?”

“Nee joh, daar hebben we de logeerkamers voor. Ten slotte willen we niet dat de Zuidelingen hier in het Noorden blijven” zei de man minachtend. Hij keek mij glimlachend aan en probeerde vooral niet naar B te kijken.

“En waar zijn die?” vroeg B.

Hij wendde zijn blik niet van me af en gaf antwoord alsof ik diegene was die de vraag had gesteld. “Je moet naar kamer 545 aan het eind van de gang, die kamer is nog niet bezet dus daar kan hij tijdelijk blijven.”

“Dank u wel meneer”

“Geen dank Sofie en noem me maar Fred” zei hij glimlachend.

“Vreemde vent” zei B, nadat we meer dan honderd meter van het loket verwijderd waren.

“Waarom?” zei ik. Ik wist wel dat ik hem vreemd vond, omdat hij zich respectloos gedroeg, maar ik wist niet waarom B dat ook vond. Hij was tenslotte een Zuideling en was volgens mij wel gewend om niet geliefd te zijn.

“Eerst deed hij vriendelijk, maar toen jij vroeg naar een kamer voor mij, ging hij vreemd doen. En dat terwijl hij me al had gezien voordat hij van gedachten veranderde” zei hij. Hoe kon hij alles toch zo goed opmerken?

“En hoe weet je dat zo zeker?”

“Omdat ik dat zeg” zei hij met een grijns.

“Je bent echt een vreemde gozer” zei ik en slaakte een zucht.

“Ik vind het verder zelf wel Sofie, ga jij maar naar je kamer” zei hij, toen we precies in de gang waren aangekomen waar mijn kamer aan grensde. Wist hij dat mijn kamer hier was of was het puur toeval?

“Weet je het zeker?”

“Ja, ga nou maar. Je kunt wel wat slaap gebruiken” zei hij met een glimlach waarna hij me voorzichtig een duw gaf richting mijn kamerdeur.

“Okéee, maar als je het niet weet wel direct terug komen hé?”

“Jaja komt goed, dag Sofie!” zei hij waarna hij met een snelle pas wegliep. Hij keek nog een keer achterom om naar me te zwaaien, waarna hij verdween om de hoek.

Ik liep mijn kamer in en vond al snel mijn bed. Ik zou wel eeuwen kunnen slapen.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Mar 17, 2014 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

StairsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu