Hoofdstuk 1 - Sofie

22 1 0
                                    

Nooit is duidelijk geweest waar de trappen heen leiden. De eerste trap leid naar de werkplaatsen, maar de tweede trap? Die is verboden. En de derde? Bestaat die wel? Hoeveel trappen zijn er? Het is een raadsel waar we misschien wel nooit antwoord op zullen krijgen.

Met een lichte zucht sloot ik het boekje. Ik had deze tekst al zo vaak gelezen dat ik het wel bijna kon dromen. Iedere keer dat ik in deze bibliotheek kwam, las ik iedere keer hetzelfde stuk en elke keer had ik geen antwoord op alle vragen die er mijn gedachten binnen kwamen. Met mijn vingers gleed ik over de dunne kaft van het boekje heen. Het boekje viel bijna uit elkaar, zo vaak was het al gebruikt. Op de voorkant van het boekje stond in krullende letters “”De trap der eindeloosheid” waarbij een draaiende trap stond die steeds verder leek te gaan. Met mijn vingers volgde ik de lijnen van de traptreden op de kaft. Wat zou er na de tweede trap zijn? Zou je terug kunnen als je die trap had genomen? Mijn leraar had me ooit verteld dat heel vroeger mensen als straf de tweede trap op moesten, als ze iets misdaan hadden. Nog nooit was er iemand terug gekomen. Er was zelfs eens een keer geweest dat er een rattenplaag was gekomen vanaf de tweede trap, dat was een moeilijke tijd geweest voor onze stad. De ratten hadden namelijk een deel van onze voedselvoorraad opgegeten en lieten overal resten achter. Soms ook botten waarvan we niet wisten of het mensen of dierenbotten waren.

Ik legde het boekje terug in de schap, de enige schap in de hele bibliotheek. Je kon het eigenlijk geen bibliotheek noemen, want er waren in totaal maar dertig boeken. De meeste gingen over de geschiedenis van de stad en heel soms over een aantal bijzondere mensen, maar vrijwel nooit iets wat mij echt interesseerde. Daarom was dit kleine boekje, van minder dan vijftig pagina’s, mijn favoriete boekje. Dit was namelijk het enige boek dat niet alleen over onze stad ging. Dit ging ook over de trappen, de trappen die niemand op durft te lopen en de trappen waar iedereen angst voor heeft.

“Tot de volgende keer” zei Tamara met een glimlach vanachter de balie. Ze wist dat ik iedere vrijdagmiddag langs kwam om het boek door te bladeren, soms had ze dan zelfs het boek al voor me klaar gelegd met een kopje thee er bij.

“Tot snel” zei ik met een flauwe glimlach. Ik drukte op de blauwe knop bij de deur en wachtte op toestemming van het verlaten van de bieb. Alles wat je deed werd hier geregistreerd. De deuren schoven open en ik liep snel naar buiten. De donkere gang werd verlicht met fakkels aan weerskanten van de muren. Het had een ouderwets gevoel kunnen geven, was het niet dat de vlammen blauw waren en de gangen spierwit. Je kon ieders schoenen horen piepen op de schoon geboende vloeren, je kon de gangen vrijwel niet ongemerkt door lopen. Soms was dat best vervelend, toen je bijvoorbeeld in de avond door de gang terug naar je kamer moest lopen hoorde je je schoenen heel hard piepen en hoorde je geërgerde zuchten vanuit andere kamers komen. Het was al helemaal gênant als de bewakers van de eerste trap er waren, die keken je dan vaak met een chagrijnig gezicht aan en vroegen dan of je wat stiller kon zijn. In totaal is me dat vier keer gebeurd in mijn leven. Het gebeurde me later die dag nog.

Vandaag zou ik naar mijn moeder toe reizen in het zuiden van de stad. Ik reisde samen met Oliver, Daria en een aantal politieke leiders waarvan ik de namen niet wist. Het was erg krap in de trein. Als ik mijn gezicht naar links draaide zat ik met mijn gezicht in iemands anders gezicht en als ik naar rechts draaide kreeg ik een bos haar van Daria in mijn gezicht. En om alles even nog extra mooi te maken was het snikheet in de trein en plakte iedereen aan elkaar vast. De rit duurde gelukkig niet erg lang, iets minder dan vijf uur. Af en toe praatte ik dan even met Daria en Oliver. Daria is een vriendin die ik ken vanaf dat ik vijf was. Ik leerde haar kennen toen ik een keer aan de verkeerde tafel was gaan zitten in de kantine. Ik had toen zwijgend naar mijn bord gekeken en me paniekerig afgevraagd naar welke tafel ik moest, want ik was het nummer vergeten van de tafel waar ik aan moest zitten. Maar toen vroeg Daria, die toen zes jaar ouder was dan ik, of er iets was en hielp ze me zoeken naar mijn eigen tafel. Sindsdien waren we hele goede vriendinnen van elkaar.

StairsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu