Underneath -- Hoofdstuk 1 -- Lydia
De lichten langs de gang knipperen terwijl ik voorbij loop. Mijn schoenen tikken op de metalen vloer, wat weergalmt en weerkaatst door de gang. In de muren zijn talloze deuren, die toegang geven tot kleine woningen. Op de deuren staan nummers gekrast, die haast niet meer te zien zijn door het roest. Niemand had gedacht dat, toen dit ondergrondse woonstelsel werd aangelegd, het ooit zou worden gebruikt. Veertig jaar lang stond het leeg, verwaarloosd en vervallen. Toen het Virus uitbrak was eerst niet duidelijk hoe schadelijk het was. De meesten waren het woonstelsel al vergeten, maar gelukkig een paar niet. Zij wisten dat het bijna te laat was, dus loodsten ze 300 mensen naar binnen, voor eeuwig. Er is namelijk iets waar de bouwers niet zo goed over hebben nagedacht. Er in komen is geen probleem, blijven is ook niet; we hebben een enorme voedselvoorraad en een manier om het ondergronds te kweken, zuurstof komt van gaten in het plafond, met een systeem dat de lucht zuivert. Ze laten geen zonlicht door, tot mijn grote spijt. Het probleem is dat niemand weet hoe het daarboven is. Niemand weet of het veilig is om weer boven de grond te gaan leven. Tien jaar lijkt lang, maar het Virus kan nog steeds aan de gang zijn. Misschien is het echter al afgelopen en zitten we hier voor niks. Waarschijnlijk weet niemand in de Bovenwereld dat wij hier zitten, met z'n 316'en.
Aan het eind van de gang vind ik eindelijk mijn deur, nummer 217. Ik woon alleen, mijn familie was of ziek of dood toen ik ondergronds ging. Veel herinner ik niet van ze; ik was vier toen ik ze verliet. Toch mis ik het om familie te hebben. Ik steek even mijn hand in mijn zak en pak de sleutels van mijn woning. Met een klik zwiert de deur open en ik wandel de kamer binnen. In principe bestaat mijn 'huis' uit één ruimte, maar met een gordijn scheidt ik mijn bed van de rest. Eigenlijk heb ik dus twee kamers. Ik knip het licht aan en gooi mijn tas op de bank. Een enkele lamp verlicht de ruimte. Al het licht hier komt van lampen. Alle warmte van verwarmingen. Geen licht of warmte van de zon dringt hier binnen, alle gaten in het plafond zijn zo gemaakt dat ze geen licht doorlaten en er zijn geen ramen. Domme mensen zijn het die dat een goed idee vonden. Ik zou zo graag de zon op mijn gezicht voelen, het gewoon kunnen zien. Toen ik vier was, werd ik altijd dolgelukkig als de zon scheen. Hoe vrolijk alles eruit zag als de zon er een blik op wierp zal ik nooit vergeten, maar ik wil het nog een keer meemaken.
Ik plof naast mijn tas op de bank neer en haal wat broodjes uit mijn tas. Het is illegaal om eten uit de keuken te pakken, maar ze kunnen niet verwachten dat ik aan drie schamele maaltijden per dag genoeg heb. Ik wil het liefst nog wat langer blijven leven dan 14 jaar. Onder het eten rommel ik door mijn tas. Op de markt was vandaag niet veel te vinden, slechts een paar oude ringen die veranderen van kleur als je ze draagt. Ik schuif ze aan mijn vingers bij de anderen, waardoor mijn vingers behoorlijk vol komen. Ik houd van ringen, ik heb er nu een stuk of 17 aan mijn vingers zitten.
Een bekend riedeltje schalt door de luidsprekers die verplicht in mijn kamer hangen. Het is tijd voor de bestuurder om vertellen wat er allemaal is gebeurt. Waarschijnlijk niks, zoals altijd. "Goedenavond, mede-benedlingen. Zoals jullie waarschijnlijk weten, ben ik Gerard Tjomp, de voorzitter van dit Ondergrondse woonoord. In plaats van de dagelijks koetjes en kalfjes, heb ik vandaag wel degelijk iets belangrijks te melden." Verbaasd spits ik mijn oren. Er gebeurt hier nooit iets 'belangrijks'. "In de Oostvleugel, gang B, zijn scheuren in het plafond ontdekt. Komende dagen zal dit gerepareerd worden. Uit voorzorg is het verboden daar te komen, want het kan gevaarlijk zijn. De gang zal worden ontruimd en de bewoners krijgen een nieuwe plek toegewezen. De nieuwe kamerindelingen hangen in de eetzaal. Bedankt voor uw aandacht."
Nadenkend neem ik nog een grote hap van mijn brood. Het zou niet moeten kunnen, scheuren in het plafond. Want hoe stom de bedenkers ook waren, ze waren slim genoeg om de plafonds ook van metaal te maken. Blijkbaar is de situatie erger dan het lijkt, want er moet brute kracht of een vervelende plaag zijn om scheuren te krijgen. Extreme roest zou kunnen, maar dan was het niet alleen daar geweest. Met een zucht laat ik me achterover vallen, het is allemaal veel te ingewikkeld. Hopelijk krijg ik geen extra kamergenoot, die zijn altijd zo saai. Bovendien gaat iemand uit die gang waarschijnlijk heel zielig en moeilijk doen over die stomme scheur en het gevaar dat erbij hoort.
Als ik het laatste stuk voer in mijn mond heb, schuif ik de kruimels onder de bank, samen met m'n tas. Mijn kleren wissel ik voor een zacht, wit hemd en korte broek. Ik klik het licht uit en ga op mijn bed liggen. Langzaam doezel ik weg, maar luid geklop onderbreekt dat hardhandig. Geïrriteerd rol ik uit bed en krabbel overeind. Nog half bezig met slapen, open ik de deur. Maar liefst drie mensen staren me aan, een man, vrouw en een jongen. Ik vermoed dat het een gezin is. "We hebben deze kamer toegewezen gekregen als tijdelijke slaapplaats. We hebben de sleutel, maar vonden het beleefd om te kloppen. Kunnen we binnenkomen?", de man zegt het nonchalant, alsof ze niet zomaar mijn rust komen verstoren. Ik gaap ze even aan, met de hoop dat ze zullen ontdekken dat ze naar 271 moesten, maar nee. Dus glimlach iknep en duw de deur met een luide gaap open. "Welkom, zoek maar een slaapplek en probeer overal vanaf te blijven. Weltrusten." Ik gooi de deur dicht en loop weer naar mijn bed toe. Knarsetandend negeer ik de starende blikken van mijn drie nieuwe kamergenoten.
Zodra het gordijn achter me dicht valt, begint het gestommel achter me. Vlug kruip ik onder de dekens, terwijl mijn drie bezoekers het licht aan doen en, best zachtjes, discussiëren over slaapplaatsen. Uiteindelijk gaat het licht uit en sluit ik tevreden mijn ogen. Eindelijk rust.
Het gordijn schuift opzij en een mens komt naast m'n bed staan. Zuchtend open ik mijn ogen, en kijk recht in die van de jongen. "Er zijn niet genoeg plekken om te slapen, dus..", hij kijkt me wat vertwijfeld aan. "Dus je wilt dat ik mijn bed voor je vrij maak?", vul ik hem aan, "Helaas. Ik heb wel een deken die je kunt gebruiken, en een prachtige metalen vloer met broodkruimels. Interesse?" In mijn stem ligt een vrij boze ondertoon, die ik eigenlijk had willen verbergen. De jongen knikt zachtjes en buigt zijn hoofd. Ik haal de deken onder het bed vandaan en geef het aan hem. Achter mijn slaap probeert een schuldgevoel naar de voorgrond te dringen. Even laat ik mijn donderwolk varen en glimlach, dit keer gemeend, naar de jongen. "Sorry, er is niks anders. Ik hoop dat je toch nog lekker slaapt. Welterusten...?," ik twijfel en bedenk dat ik zijn naam niet weet. "Ehm, slaap lekker", probeer ik snel nog het gepraat af te ronden en draai me om onder de dekens. Het laatste beetje schuldgevoel druk ik weg. We zien morgen wel weer.
(Lied bovenaan: Take your time -- Sam Hunt)
JE LEEST
Underneath [geen updates]
Science FictionHet is lang geleden dat Lydia de zon zag. Dat ze hem kon voelen op haar huid en kon dansen in zijn licht. Toen Het Virus uitbrak moest ze onderduiken en haar familie achterlaten. Tien jaar lang zit ze nu al samen met 315 anderen onder de grond, ge...