'We do not fear the unknown. We fear what we think we know about the unknown.' - Teal Swan
Ik keek achterom. Achter mij was een muur van mist, die tot hoog boven de bomen omhoog rees. Als een grens, maar ik wist niet van welk land.
Ik keek naar het heldergroene bladerdak boven mij. Zonnestralen schenen door de bomen heen en een koel briesje streelde mijn huid. We hadden de dichte mist zo snel als we konden achter ons gelaten en meteen leek er een last van mijn schouders te vallen. Hier was de sfeer luchtig en niet bedrukt, zoals ik het eerder had gevoeld.
Hij had me gered uit de klauwen van de vijand. De man met de zwarte mantel, en de kap die zijn gezicht in schaduwen hulde. Waarom hij het had gedaan wist ik niet, maar ik was hem meer dan dankbaar.
We hadden niet veel gepraat, maar daar was ook geen aanleiding toe geweest. Een andere reden was dat ik nogal verward was. Alles was zo snel gegaan dat ik het maar moeilijk tot me door kon laten dringen. Het ene moment liep ik vrij rond, en het andere moment had ik achter slot en grendel gezeten. En ook hier wist ik niet waarom. Vanaf het moment dat ik de mist had betreden had ik niet meer helder na kunnen denken. Het leek alsof iets me vast had gehouden, en me precies naar een bepaalde plek had getrokken: de plek waar de elven me hadden weggevoerd. Dat idee was beangstigend. Het was alsof ik niet de baas over mijn eigen lichaam en gedachten was geweest.
Nu zochten we weer naar de rivier, want mijn water was al lang opgeraakt.
Na een korte tijd hoorde we al water stromen. Schijnbaar kende de man het hier goed. Hij kende het woud in ieder geval beter dan ik.
Ik knielde neer bij het water, en dronk tot mijn dorst was gelest.
Ook de man ging bij de rivier zitten. Hij trok de kap van zijn hoofd, en waste zijn gezicht met het heldere water.
Verbaast staarde ik hem aan. Een jong gezicht met bruin, iets krullend haar kwam onder de kap vandaan. En dat terwijl ik de hele tijd had gedacht dat hij ouder was, terwijl hij ongeveer van mijn leeftijd leek. Hoe kon ik ook iets anders denken? Wie ging er nu ook alleen diep in het bos wonen? Die gedachte maakte mijn wantrouwen alleen maar groter.
'Wie ben-'
'Je had nu dood kunnen zijn,' onderbrak hij me. Zijn gelaat was één en al kalmte. De woorden leken voor hem niets te betekenen, maar dat deden ze wel voor mij.
'Ik had in mijn eentje ook wel weg kunnen komen,' zei ik, in een poging mezelf groot te houden. Maar zo groot was ik niet. De jongen leek te grinniken en trok zijn wenkbrauwen iets omhoog, maar in zijn gezicht was nog steeds dezelfde kalmte te zien.
'Nee, dat kon je niet. Hoe heb je het überhaupt in je hoofd gehaald om in je eentje op pad te gaan?' Zijn stem klonk niet bezorgd, eerder spottend.
Ik deed mijn mond open om iets te zeggen, maar wist niet wat. Daarmee was het gesprek afgelopen. Mij was nooit verteld over het diepere gedeelte van het Grote Woud. Mijn ouders hadden me alleen gezegd dat het hen niet verstandig leek om er te komen, maar dat wakkerde mijn nieuwsgierigheid alleen maar meer op. Wist ik veel wat voor wezens en mensen zich daar allemaal schuilhielden. Nooit had ik kunnen denken dat er in een donker slot elven woonden, die blijkbaar geen goede bedoelingen hadden. Altijd was ik ervan uitgegaan dat alle elven in de elvenstad, Wildanin, woonden. Op vergaderingen in het kasteel kwamen ook alleen afgevaardigden die daarvandaan kwamen, Raman was daar één van. Maar wat deed hij dan zo diep in het bos?
Ik werd gek van al de gedachten die mijn hoofd op hol deden slaan. Maar waar ik vooral mee zat, was het feit dat mijn ouders me altijd weg hadden gehouden van de wereld om ons heen. Mijn hele leven had ik binnen de grenzen van een stevige muur geleefd. Nu leek die muur in een keer omgevallen te zijn. Het voelde alsof ik de dingen nu helderder bekeek, alsof ik eindelijk begon te beseffen hoe de dingen in elkaar zaten. Hoe de wereld in elkaar zat. Ik was eindelijk vrij.
Nu had ik alleen nog maar een klein stukje van deze wereld gezien. Er zouden zich nog meer dingen openbaren, waarvan ik het bestaan nooit had geweten.
'Waar gaan we heen?' vroeg ik.
De jongen zweeg. Ik zuchtte. Nu mocht hij me toch ook wel even duidelijk antwoord gaan geven. Dit geheimzinnige gedoe was ik inmiddels wel zat.
'Waar gaan we heen? Wat is het plan?'
De jongen draaide zijn hoofd naar me om. 'Houd jij dan nooit je mond?' Ik schonk hem een vernietigende blik en wilde een giftig antwoord geven toen ik door hem onderbroken werd. 'Oké, oké. We gaan naar', hij zweeg even en koos zijn woorden zorgvuldig uit, 'een vriend van mij.'
***
Hoi!
Daar ben ik weer, terug van weggeweest. Er is al een hele tijd geen update meer online gekomen. Dat komt omdat ik simpelweg gewoon heel lang niet meer heb geschreven aan dit verhaal. Ik moet een beetje gaan zoeken waar ik heen wil met de verhaallijn, en hoe ik dat in elkaar ga zetten.
Laat in de reacties achter wat je van dit hoofdstuk vond! Tips en verbeteringen van spelfouten zijn altijd welkom!
Byee,
Rosalievth
YOU ARE READING
Hope
FantasyDaar stond hij. Een dikke mist bedekte zijn land. Zoals altijd. Met een voldane glimlach keek hij naar zijn dienaren. Ze zouden alles voor hem doen, al was het tot de dood. Binnenkort zou hij de macht in handen hebben, daar was hij vol van overtuigd...