Dagmar:
Ik kijk op mijn horloge, drie uur in de nacht. Op hoop van zegen dan maar. Zal mijn moeder het doorhebben dat ik twee uur later thuis ben dan ik heb afgesproken? Ik sta voor mijn huis. Met enige twijfel loop ik verder, doe ik de deur open en stap ik over de drempel. Als ik de deur dicht doe, kraakt hij. Ik zie niets, het is donker. Ik ben moe om nog enge gedachten te hebben, dus zonder angst doe ik het licht aan en loop ik de trap op naar mijn kamer. Ik hoor niets of niemand. Opgelucht, omdat mijn moeder mij niet betrapt heeft en er geen dieven of ontvoerders zijn, ga ik mijn bed in. Als ik eenmaal lig hoor ik iemand naar mij kamer toe komen. Als bescherming, wat nutteloos is, doe ik de dekens verder over mijn lichaam. ‘Je bent te laat’. Het is mijn moeder die boos voor mijn deur staat. Ze doet het licht aan. ‘Het spijt me, tijd vergeten’, zeg ik ongeloofwaardig. Ik zie aan mijn moeder dat ze mij niet gelooft. Ze zegt niets meer en loopt weg. Snel val ik in slaap.
Als ik de volgende ochtend wakker word, krijg ik een sms binnen. ‘Kom je vanavond weer bij het feest van Lisa?’. Het is van mijn vriendje die gisteren ook op het feest was. ‘Ja, als jij er bent wel’. Ik lach zachtjes, omdat ik weet dat ik flirt. ‘Tuurlijk x’ sms’t hij snel terug. Ik kijk naar mijn kledingkast en zie een leuke jurk die ik aan kan trekken. ‘Dan kom ik’, sms ik terug. Ik ga mijn bed uit en loop naar beneden. In de woonkamer zie ik mijn moeder. ‘Je mag deze hele week niet meer uit’, zegt ze direct en streng. Met de gedachte dat ik vanavond wel ga, antwoord ik, ‘Ja, dat begrijp ik’. Ik krijg een schuldgevoel, maar door de gedachte dat ik mijn vriendje vanavond weer ga zien verdwijnt het snel en voel ik de vreugde. Mijn moeder knikt. Ik eet iets en ga daarna meteen weer naar boven.
De middag is snel gegaan en ik ben klaar om naar het feest te gaan. Ik heb een geweldige jurk en een geweldig vriendje, dus vanavond gaat fantastisch worden. Mijn ouders kijken tv, dus ze hebben het gelukkig niet door dat ik wegga. Ik loop door de gang, doe mijn hakken aan en doe dan zachtjes de deur dicht. Snel ren ik naar mijn fiets en rijd ik naar het feest.
‘Je bent er’. Mijn vriendje geeft mij een kus. ‘Tuurlijk’ antwoord ik. Samen lopen we naar onze andere vrienden toe. We kunnen elkaar nauwelijks verstaan omdat de muziek daar hard is. Nadat ik iedereen gedag hebt gezegd ga ik met mijn vriendje dansen. Ik heb gelijk, deze avond is fantastisch. Mijn vriendje kust me weer. Ik voel me gelukkig en vrij. Hij kijkt me aan en fluistert iets in mijn oor. ‘Je bent zo mooi’. Zachtjes lach ik. ‘Jij bent zo lief’, zeg ik terug. Hij blijft me aankijken en knuffelt me dan. Op dat moment gaat alles snel. Het moment dat ik mijn vriendje knuffel op deze perfecte avond verandert opeens. Een vreemd meisje gilt. Van schrik laat ik mijn vriendje los, maar niet helemaal want we houden elkaars hand nog vast. ‘Wat is dit?’ zegt hij. Ik zie iedereen rennen, iedereen vlucht. Ik hoor schoten om mij heen. Ik zie in een hoek een groep mannen met pistolen staan. Om mij heen zie ik dat al veel mensen zijn neer geschoten. Ook ik begin te gillen uit angst ,omdat ik weet dat het niets helpt. Mijn vriendje trekt me mee. Samen rennen we langs gillende mensen die ook rennen en langs mensen die stil en dood zijn. Ik begin te huilen. Mijn tranen vallen op mijn mooie jurk en op de grond. Mijn jurk zit ondertussen ook al onder het bloed dat niet van mij is. Plots hoor ik mijn vriendje heel hard gillen. Hij is geraakt en niet zo’n beetje ook. Hij valt direct op de grond. Ik ga naast hem zitten en begin nog harder te huilen dan eerst. ‘Lieverd, je kan het, niet weggaan’, schreeuw ik. Een man staat achter mij, ik hoor zijn pistool overgaan. Nu weet ik dat het te laat is. Dit is mijn einde, mijn laatste seconde dat ik leef. Hij schiet, maar niet op mij. Hij schiet op een jongen en zegt wat tegen me. ‘Meekomen jij en snel’. Ik luister niet en blijf naast mijn vriend zitten. Ik knuffel hem en geef hem een kus. Ik leg mijn hand op zijn hart, hij ademt niet meer. Tranen stromen over mijn wangen. Ik gil van woede en verdriet. Hoe kunnen ze dit doen? Waarom zou ik nu nog naar hun luisteren? ‘Dit is de laatste keer dat ik het zeg, kom mee’, zegt de man opnieuw. Ik luister nog steeds niet en blijf naast mijn vriend zitten. Nu voel ik zijn handen om mijn arm heen. Hij trekt mij mee, ik stribbel tegen maar uiteindelijk ben ik toch buiten. Dan zie ik een busje staan. Helemaal zwart, maar toch een soort hippie-busje. Hij duwt me in het busje waar ongeveer twintig meisjes in zitten. Ik zie alle meisjes huilen. Ik ga zelf op een stoel zitten omdat ik niet wil gaan staan. Het busje is niet groot, want alle meisjes kunnen zich amper bewegen. Het busje ziet er smerig uit en dat is het ook. De blauwe bekleding is vervaagd. Als ik zit voel ik mijn rug plakken aan de stoel. Alle stoelen zijn groen en voelen bezweet aan. Ik kijk naar de raampjes die dicht zijn geplakt met tape, dat bezorgt mij een akelig gevoel. Als het mij opvalt dat het alleen meisjes zijn die in deze bus zitten en dat er steeds meer meisjes bijkomen, gaat er een gedachte door mijn hoofd dat ze iets met ons gaan doen.
We rijden nu al bijna één uur en we zitten nog steeds in de bus. Sommige meisjes zijn gaan slapen anderen huilen nog steeds. Ik blijf wakker, omdat ik niet kan slapen. Want telkens denk ik weer aan mijn vriendje die overleden is. De gedachte wat deze mannen straks met de meisjes en mij gaan doen maakt mij misselijk. En de gedachte dat ik mijn vriendje nooit meer zal zien maakt mij aan het huilen. Ik kijk voor me uit. ‘Nog even dames’, hoor ik de man aan het stuur zeggen. De andere mannen die naast hem zitten lachen. Een meisje begint nog harder te huilen. Ik kijk haar aan en ik ontdek dat het zusje is van het meisje die het feestje gaf. Het zusje is nog maar 12 jaar. Maar als ik verder om mij heen kijk kan het meisje die het feest gaf, die Lisa heet, niet vinden.
‘Niet zeuren, maar meekomen’, zegt een man. Ik ben bang en alle meisjes zijn bang. Na bijna twee uur rijden zijn we er. Een afgelegen plek midden in het bos. Er is niets of niemand, alleen maar een paar bomen die vernield lijken door vuur. Ook is er een klein huisje, waar we zo waarschijnlijk naar binnen moeten gaan. Het ziet er schattig uit, maar ik weet zeker dat het niet schattig zal zijn. Het kleine schattige huisje heeft twee kleine ramen die beiden bruin geverfd zijn. En er hangen zelfs bloembakken aan het huisje met de mooiste bloemen. Een man duwt me uit het busje en houdt me stevig vast. Ik loop met hem mee omdat ik toch geen andere keuze heb. Ik zie anderen meisjes tegen stribbelen. Ze worden hard geslagen, waardoor ze uiteindelijk toch gaan . Na een paar meter lopen staan we met alle meisjes en mannen voor de deur. Het is een tijdje stil, maar dan zegt een meisje wat. ‘Gaan we nog naar binnen?’, vraagt ze onzeker maar tegelijker tijd brutaal. Een man moet vervolgens lachen de anderen mannen ook. ‘Zo jij hebt er zin in’, roept een van de mannen. Wat me opvalt aan de mannen is dat ze er allemaal hetzelfde uitzien. Oud, maar nog niet grijs en ze hebben allemaal dezelfde truien aan, met hetzelfde logo. Bovendien zien ze er wreed uit, wat ze waarschijnlijk ook zijn. Uiteindelijk doet een man de deur open. Het ziet er binnen uit als een normale jongens kamer; ik ben verrast. Maar als dan een man een luik open trekt en we allemaal via het luik met een trap naar beneden moeten lopen, lijkt het meer op hoe ik dacht dat het zou zijn. Het voelt alsof ik mijn eigen graf in loop. Bij elke trede van de trap voel ik een steeds grotere rilling. Het is het einde van de trap en ik kijk om mij heen. Ik zie alleen maar kamers. Om mij heen hoor ik geluiden, waarvan ik niet wil weten wat het is, maar het toch weet. Elke man loopt met een meisje mee. Een man neemt mij mee en helemaal aan het einde van de gang duwt hij mij in een kamer. Ik hoor de man weglopen. Ik weet niet wat er in deze kamer is, het is er donker. Ik ben bang, mijn hartslag gaat sneller kloppen. En met mijn handen zoek ik naar het lichtknopje, trillend doe ik uiteindelijk het lichtknopje aan. Ik zie drie meisjes, ze liggen allemaal op een bed. Het licht was uit omdat ze sliepen. Ik heb ze wakker gemaakt. Snel openen ze hun ogen en kijken ze me aan alsof ik de nieuweling ben, wat ik waarschijnlijk ook ben. De kamer is wit, de stoelen zijn rood en groen, ze zien er oud uit. De bedden zijn gemaakt van licht hout en er liggen blauwe witte gestreepte dekens op. ‘Hoi’, zeg ik. Ik weet niets anders om te zeggen, dus ik begin maar met de meisjes begroeten. ‘Hey’, zegt een meisje, de andere meisjes zeggen mij ook gedag. ‘Ik denk dat ik het antwoord al weet, maar wat is dit?’, vraag ik. ‘Je wordt gebruikt als een meisje voor hun plezier’, zegt ze. Ik knik en ga op een leeg bed zitten. ‘Hoelang zijn jullie hier al?’, ik durf het bijna niet te vragen, maar ik wil het weten. Hetzelfde meisje antwoord weer, ‘te lang, een jaar of twee. Ik zeg niets en kijk naar het plafond, het is wit, zoals de meeste plafonds wit zijn. ‘We waren ooit bijna gevonden. De politiemannen kwamen ons halen, dat gerucht ging een tijd rond, maar toen de politiemannen kwamen werden ze gelijk door de mannen hier dood geschoten. Ik was erbij’’ zegt een meisje. Dat maakt me bang. ‘Nadat je hier drie jaar bent geweest, word je ergens gedumpt’ zucht het meisje. ‘De geruchten zijn dat die meisjes vermoord worden’. Mijn leven is dus nu echt hopeloos. Ik kan mezelf beter nu vermoorden, denk ik.
Als ik die middag in bed lig om uit te rusten moet ik al snel denken aan Lisa en haar zusje. Waarom was Lisa niet mee genomen als alle meisjes van het feest wel waren meegenomen? Misschien vluchtte Lisa net op tijd, maar ik vermoed dat ik nooit achter het antwoord van mijn vraag zal komen.

JE LEEST
De jongenskamer
Mystery / ThrillerOp een feest worden alle meisjes ontvoerd door mannen. Na een lange tijd rijden in een busje, zijn ze op een locatie aangekomen. De mannen nemen de meisjes mee naar binnen. Het ziet er uit als een jongenskamer, maar niets is wat het lijkt.