Dagmar:
Het is ochtend en het is koud. Volgens mij hebben ze hier geen verwarming, daglicht hebben ze hier ook niet. We beginnen de dag weer met gezamenlijk ontbijt, wat ik liever alleen wil doen. Ik vraag me af hoe ze boodschappen doen, maar dan realiseer ik mij dat deze mannen ook een leven hebben. Misschien hebben ze wel een gezin. Opeens heb ik geen honger meer. Want ik bedenk mij dat als ze een gezin hebben het mij vreselijk lijkt om een van hen als vader te hebben. Ik heb sowieso geen honger meer, omdat dit eten net zo vreselijk is als wat ik vandaag weer ga doen. Ik kijk om mij heen, helemaal aan de andere kant van de tafel zie ik Lisa zitten. Ik probeer oogcontact met haar te krijgen, maar ze kan alleen maar naar haar bord kijken. Ze eet niets en het lijkt wel alsof ze wacht dat het eten verdwijnt, maar het verdwijnt niet. Na het ontbijt loop ik naar haar toe. Ik sla de vraag alles goed over, omdat ik weet dat het slecht met haar gaat. ‘Hey Lisa’. Ze draait zich om en zegt hey terug. Ik zie een traan over haar wang rollen. Ik wil haar een knuffel geven, maar ze begint met praten. ‘Ik wil hier niet zijn en ik weet ook niet waarom ik hier ben. Waarom is mijn zus hier niet, niet dat ik dat wil.. maar alle meisjes zijn hier behalve mijn zus’, zegt ze zonder een pauze te houden met praten. Ik knik, want ik weet niets om te zeggen. ‘Maar jij begrijpt mij toch niet’, zegt ze dan. ‘Ik wil je begrijpen echt, maar ik begrijp dit allemaal zelf niet eens’, antwoord ik. Nu knikt ze terug. ‘Wel wil ik weten waarom je zus hier niet is’. Ze kijkt me recht in de ogen aan, haar ogen zijn rood en vochtig omdat ze gehuild heeft. ‘Ik ook’, antwoord ze dan.
De dagen en weken gaan te langzaam; ik doe elke dag hetzelfde. Maar ik weet dat ik nog maar drie jaar hetzelfde kan doen. Ik voel me alles behalve opgelucht. Ik heb nog een paar keer met Lisa gepraat, maar we zijn beiden tot de conclusie gekomen dat we niet zullen weten waarom haar zus niet ontvoerd is. Een meisje vroeg mij laatst wat ik in mijn boekje schrijf. Gewoon verhalen, antwoorde ik toen. Ze keek mij aan alsof ze wat wou zeggen, maar ze heeft er nog steeds niets over gezegd. Ik schrijf nu weer wat in mijn boekje.
Mijn laatste gedachten zijn degene die ik nu heb.
Omdat ik niet weet of ik nog wel verder wil.
Ik weet niet of ik nog elke dag op wil staan
met de vraag waarom ik eigenlijk besta.
Ik weet niet of ik nog iemands plezier wil zijn,
met steeds vreemden aan mijn lijf.
Ik weet niet of ik nog in slaap wil vallen
met de gedachte dat het mijn laatste gedachte is.
Want als ik telkens de gedachte heb
waarom ik er eigenlijk nog ben
heb ik liever geen gedachten meer.
Het is negatief, maar in deze situatie kan ik even niet anders. Net op het moment dat ik het wil doorkrassen, komt hetzelfde meisje mijn kamer binnen. ‘Ik heb een idee, ik ben Melanie trouwens’, zegt ze. Het is het eerste meisje in weken die haar naam noemt Op Lisa na, want haar naam wist ik al. Zelfs de meisjes die op dezelfde kamer als ik slapen hebben hun naam nog niet verteld. ‘Oké, ik ben Dagmar’, vertel ik haar. Ze knikt. Ze gaat naast mij zitten, we zitten nu samen op hetzelfde bed. ‘Ik weet hoe we hier weg kunnen komen’, zegt ze. Ik luister aandachtig naar haar. ‘De blaadjes van het boekje kunnen we eruit scheuren’ ze wacht even en praat dan verder. Nu fluistert ze meer. ‘En dan kunnen we er een boodschap opzetten voor de buitenwereld. Een soort van help ons briefje, ze serieus. Het klinkt als een belachelijk plan, maar ook als een uitweg. ‘Wanneer hebben we weer zo’n opdracht dat we op andere locaties iets moeten doen dan?’, vraag ik haar. ‘Dat kan op elk moment zijn, maar als je altijd zo’n briefje in je zak hebt zitten, ben je dus ook altijd voorbereid’. Ik maak haar verhaal af. ‘En als elk meisje het doet, kunnen ze ons nooit allemaal straffen of zelfs vermoorden’. Ik zie iets glinsteren in haar ogen. Zelf heb ik ook een gevoel dat ik een tijd niet meer heb gevoeld. Het voelt als geluk. Alsof ons eindelijk iets mee zit. ‘Laten we die briefjes nu schrijven en zo uitdelen aan alle meisjes’, zegt ze. Ik knik. Het maakt niet uit als het misgaat, denk ik. Ik wil gewoon iets proberen om hier te ontsnappen. Nadat we alle briefjes hebben geschreven delen we ze aan iedereen uit. Sommige meisjes willen het eerst niet, maar uiteindelijk hebben we het toch voor elkaar gekregen dat iedereen hetzelfde hulpbriefje heeft. De reden dat iedereen een briefje heeft is dat je nooit weet wie naar een andere locatie mag. Ik lees het briefje nog een keer.

JE LEEST
De jongenskamer
Mystery / ThrillerOp een feest worden alle meisjes ontvoerd door mannen. Na een lange tijd rijden in een busje, zijn ze op een locatie aangekomen. De mannen nemen de meisjes mee naar binnen. Het ziet er uit als een jongenskamer, maar niets is wat het lijkt.